Examentraining Bio TL les 1

Examentraining Bio TL
Les 1
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examentraining Bio TL
Les 1

Slide 1 - Slide

syllabus (examenblad.nl)

Slide 2 - Slide

tijd per vraag
Het examen bestaat uit ongeveer 65 punten (55 vragen)
Je hebt 2 uur de tijd
2 uur/65 = 1,8 min per punt

Slide 3 - Slide

cellen en stofwisseling: cellen, weefsels en organen

Slide 4 - Slide

Geef het nummer van de plaats met de letter van de cellen op die plaats.

Slide 5 - Open question

1 = R,
2 = P,
3 = Q

Slide 6 - Slide

cellen en stofwisseling: cellen, weefsels en organen

Slide 7 - Slide

Welke tekening geeft de doorsnede juist weer?
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 8 - Quiz

Noem bij ieder van de vier celdelen een proces of functie.
(bladgroenkorrels, kern, vacuole, celwand)

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

cellen en stofwisseling: stofwisseling van cellen

Slide 11 - Slide

Wat is de grootheid die op de stippellijntjes bij de y-as van het diagram moet worden ingevuld? En wat is de eenheid?

Slide 12 - Open question

Op dag 6 van de proef verandert de toename van het koolstofdioxidegehalte van het water in het aquarium door een verandering in de proefopstelling.
Er is geen koolstofdioxide aan het water toegevoegd.
Noem drie veranderingen in de proefopstelling die direct de oorzaak kunnen zijn van de verandering van de toename van het koolstofdioxidegehalte.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

In de kringloop in het aquarium neemt waterpest stikstofzouten op.
Voor de productie van welke groep energierijke stoffen gebruikt waterpest deze stikstofzouten?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
mineralen
D
vetten

Slide 15 - Quiz

Bij en in het water van sloten en waterplassen leven ook ratten.
Door welke eigenschap heeft een vis in rust, minder verbranding dan een even grote rat in rust?

Slide 16 - Open question

Een zwarte beer in winterslaap drinkt niet. Hij verliest bij het uitademen wel vocht. Toch droogt de beer niet uit.
Schrijf de naam op van een stofwisselingsproces waarbij in het lichaam van de beer water ontstaat.

Slide 17 - Open question

Een goede composthoop krijg je niet door zomaar wat afval op een hoop te gooien. Hiernaast is de opbouw van een goede composthoop weergegeven. Over het nut van een laag takken onderin een composthoop worden twee beweringen gedaan:
1. Daardoor krijgen de reducenten in de composthoop gemakkelijker zuurstof.
2. Vooral de takken leveren de voor de reducenten noodzakelijke voedingsstoffen.
Welke van deze beweringen is juist?
A
geen van beide beweringen
B
alleen bewering 1
C
alleen bewering 2
D
zowel bewering 1 als bewering 2

Slide 18 - Quiz

Over het composteren in de composthoop worden twee beweringen gedaan:
1. Tijdens het composteren neemt de massa van de koolhydraten in de composthoop toe.
2. Tijdens het composteren worden mineralen in de composthoop vrijgemaakt.
Welke van deze beweringen is juist?
A
geen van beide beweringen
B
alleen bewering 1
C
alleen bewering 2
D
zowel bewering 1 als bewering 2

Slide 19 - Quiz

schimmels en bacteriën

Slide 20 - Slide

Welke groep organismen produceert de warmte die vrijkomt in het nest van de thermometervogel?
A
consumenten
B
producenten
C
reducenten

Slide 21 - Quiz

Twee delen zijn met P aangeduid. De beide delen hebben dezelfde functie. Wat bevindt zich in de delen P?
A
Bloed
B
Lucht
C
Weefselvloeistof

Slide 22 - Quiz

Bij het vliegen verbruiken de spieren van de hommel zuurstof.
Wat is de naam van de organen waardoor de zuurstof in het lichaam van de hommel binnenkomt?

Slide 23 - Open question

Tot welke diergroep behoort een hommel?
A
tot de eencelligen
B
tot de insecten
C
tot de weekdieren
D
tot de wormen

Slide 24 - Quiz

planten en dieren: ordening

Slide 25 - Slide

Welk van de drie schema's hoort bij de doorsnede van de kop van een forel?
A
schema A
B
schema B
C
schema C

Slide 26 - Quiz

Rozen worden meteen na het afsnijden op de kwekerij in water gezet met daarin een bacteriedodend middel. Dan gaan ze na de verkoop in een bloemenvaas minder snel slap hangen.
Rozen gaan slap hangen als er verstopping in de vaten van de stengel voorkomen. Twee type vaten zijn bastvaten en houtvaten.
Gaat een roos eerder slap hangen bij verstopping in de bastvaten of bij verstopping in de houtvaten? Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open question

Floortje koopt op een zaterdagmorgen een bos rozen en zet deze meteen in een vaas voor het raam.
Kan er in de bladeren aan de rozentak dan fotosynthese plaatsvinden? En verbranding?
A
geen van beide
B
alleen fotosynthese
C
alleen verbranding
D
zowel fotosynthese als verbranding

Slide 28 - Quiz

Een plant heeft voldoende water en staat in het licht.
Zulen de meeste huidmondjes in deze omstandigheden in stand 1 of in stand 2 staan?
Of hebben deze omstandigheden geen invloed op de stand van de huidmondjes?
A
De meeste huidmondjes staan in stand 1
B
De meeste huidmondjes staan in stand 2
C
Deze omstandigheden hebben geen invloed op de stand van de huidmondjes

Slide 29 - Quiz

planten en dieren: ecosystemen

Slide 30 - Slide

In de cellen van de organismen in een ecosysteem wordt energie vrijgemaakt uit voedingsstoffen.
Hoe heet het proces waarbij die energie wordt vrijgemaakt?

Slide 31 - Open question

In het schema stelt de letter X een groep organismen voor.
Behoren deze organismen tot de consumenten, behoren ze tot de producenten of behoren ze tot de reducenten? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open question

planten en dieren: ecosystemen

Slide 33 - Slide

Welke factoren in het schema zijn biotisch?

Slide 34 - Open question

Schrijf één voedselketen met drie schakels uit het schema op.

Slide 35 - Open question

In een ecosysteem met hamsters komen de volgende groepen organismen voor: consumenten, producenten en reducenten.
Tot welke van deze groepen behoort een vos?
A
tot de consumenten
B
tot de producenten
C
tot de reducenten

Slide 36 - Quiz

Heeft de korenwolf knipkiezen, knobbelkiezen of plooikiezen?
A
knipkiezen
B
knobbelkiezen
C
plooikiezen

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Heeft een blauwalg een celkern? En heeft een blauwalg een celwand?
A
geen van beide
B
alleen een celkern
C
alleen een celwand
D
een celkern en een celwand

Slide 39 - Quiz

Het schema hieronder stelt de fotosynthese voor.
...(1)... + water + lichtenergie glucose + ...(2)...

wat moet op plaats 1 en op plaats 2 ingevuld worden om het schema compleet te maken?
schrijf je antwoord zo op:
1: ................
2: .................

Slide 40 - Open question

Slide 41 - Slide

Noteer de onderzoeksvraag die bij dit onderzoek past.

Slide 42 - Open question

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide