Rekenen 2.1 - optellen

Welkom bij 

Rekenen
Hoofdstuk 2 Bewerkingen - Paragraaf 2.1 optellen
1 / 44
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij 

Rekenen
Hoofdstuk 2 Bewerkingen - Paragraaf 2.1 optellen

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2 
Bewerkingen

2.1 Optellen
2.2 Aftrekken
2.3 Vermenigvuldigen
2.4 Delen
2.5 Kwadraten, Wortels en volgorde van bewerkingen
2.6 Gemengde opgaven

Slide 2 - Slide

Lesdoel 2.1 
  • Je kan verkort optellen met hele getallen

Slide 3 - Slide

2.1 Optellen
Als je twee getallen bij elkaar optelt, noem je het antwoord de som van de getallen.
- Bij een optelling mag je de volgorde van de getallen wisselen.

- Je kunt op verschillende manieren optellen:
1. Uit het hoofd
2. Kolomsgewijs of traditioneel.

Slide 4 - Slide

Handig optellen met strategieën zoals 
Rijgen                    (230 + 90: 230 → 300 → 320) 
Splitsen                 (46 + 53 → 90 + 9) 


Verwisselen         (2 + 399 → 399 + 2)
Omvormen           (97 + 54 is evenveel als 100 + 51)

Slide 5 - Slide

298 + 45=
A
300+47
B
300+43=

Slide 6 - Quiz

395 + 75=
A
400+70
B
400+80

Slide 7 - Quiz

2 manieren

Slide 8 - Slide

Even oefenen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide


Reken uit.
A:
B:
C:

A:
C:
C:
B:

Slide 11 - Open question


Reken uit.

Slide 12 - Open question

Aan het werk

Maak van hoofdstuk 2: 
Paragraaf 2.1 - opdrachten 1, 2, 4, 5, 6, 9 en 11

Klaar? Ga verder met het extra werkblad
timer
20:00

Slide 13 - Slide

2.2 Aftrekken
Als je twee getallen van elkaar aftrekt, noem je het antwoord het verschil van de getallen. Bij aftrekken mag je de volgorde van de getallen niet verwisselen.

Je kunt op verschillende manieren aftrekken
 1.Uit het hoofd
2. Kolomsgewijs
3. Traditioneel.

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

2 manieren

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Bereken de opgave en upload de uitwerking.
3 8 5 2 -
1 9 3 6
---------------

Slide 18 - Open question

Bereken de opgave en upload de uitwerking.
3 8 5 2 -
1 9 3 6
---------------

Slide 19 - Open question

Bereken de opgave en upload de uitwerking.
3 8 5 2 -
1 9 3 6
---------------

Slide 20 - Open question

Bereken de opgave en upload de uitwerking.
3 8 5 2 -
1 9 3 6
---------------

Slide 21 - Open question

Bereken de opgave en upload de uitwerking.
3 8 5 2 -
1 9 3 6
---------------

Slide 22 - Open question

Bereken de opgave en upload de uitwerking.
3 8 5 2 -
1 9 3 6
---------------

Slide 23 - Open question

1293
133
1373
A
B
C

Slide 24 - Drag question

2.3 Vermenigvuldigen
- Vermenigvuldigen is herhaald optellen. Als je getallen met elkaar vermenigvuldigt, noem je het antwoord het product van de getallen.
- Bij een vermenigvuldiging mag je de volgorde van de getallen verwisselen. 
Je kunt op verschillende manieren vermenigvuldigen
1. Uit het hoofd
2.  Kolomsgewijs
3. Traditioneel.

Slide 25 - Slide

0

Slide 26 - Video

2 manieren

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide


Slide 29 - Open question

83 x 7

Slide 30 - Mind map

Bereken de opgave en upload de uitwerking.
1 3 5
4 5 x
---------------

Slide 31 - Open question

Bereken de opgave en upload de uitwerking .
2 8 4
3 6 x
----------

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide

Welkom
Rekenen
Paragraaf 2.1

Slide 34 - Slide

Hoofdstuk 2 
Bewerkingen

2.1 Optellen
2.2 Aftrekken
2.3 Vermenigvuldigen
2.4 Delen
2.5 X en : met 10, 100 en 1000 en haakjes
2.6 Gemengde opdrachten

Slide 35 - Slide

Lesdoelen hst 2
  • Je kan cijferend optellen
  • Je kan cijferend aftrekken
  • Je kan cijferend vermenigvuldigen

Slide 36 - Slide

0

Slide 37 - Video

198 + 35 =
A
133
B
137
C
233
D
237

Slide 38 - Quiz

Handig optellen met strategieën zoals :
Rijgen                    (230 + 90: 230 → 300 → 320) 
Splitsen                 (46 + 53 → 90 + 9) 
Compenseren    (199 + 86: 200 + 86 - 1 of ineens 200 + 85)
Analogie                (3000 + 12000 naar analogie van 3 + 12) 
Verwisselen         (2 + 399 → 399 + 2)
Omvormen           (97 + 54 is evenveel als 100 + 51)

Slide 39 - Slide

Aftrekken
Rekenen
Paragraaf 2.2

Slide 40 - Slide

Nu een voorbeeld van een aftreksom

275 - 99 =
eerst haal ik er 100 af
275 - 100 = 175
maar ik heb er 1 teveel afgehaald, dus moet er nog 1 bij
175 + 1 = 176

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Welkom
Rekenen
Les 3

Slide 43 - Slide

Ik doe de som eerst voor
4 x 15 = 60
want 4 x 10 = 40 en 4 x 5 = 20
40 + 20 = 60
Hoeveel is dan 4 x 150 = ?
Ik weet dat 4 x 15 = 60
150 = 10 x 15, dus moet het antwoord ook keer 10 (60 x 10)
Het antwoord is 600

Slide 44 - Slide