week 21 - muy en mucho, bijwoorden van hoeveelheid

week 20
  • Deberes
  • Bijwoorden/bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid, muy y mucho
  • Tarea final
LUnes, 19 de mayo
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

week 20
  • Deberes
  • Bijwoorden/bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid, muy y mucho
  • Tarea final
LUnes, 19 de mayo

Slide 1 - Slide

Woord van de week
"element"
español: elemento




estar en su elemento

onderdeel, bouwsteen, scheikundig element

Slide 2 - Slide

Deberes
Voor maandag 26 mei
Leren: blok 6
Leren: muy en mucho
maken: LE 6.31 en 6.32




maandag 2 juni 
SO vocabulario + gramática
zie planner

Slide 3 - Slide

VUL in de volgende dia's 
DE JUISTE VORM VAN HET WERKWOORD IN

Slide 4 - Slide

ir, nosotros

Slide 5 - Open question

conocer, tú

Slide 6 - Open question

jugar, Pepe

Slide 7 - Open question

ir, mi familia

Slide 8 - Open question

coger, yo

Slide 9 - Open question

seguir, usted

Slide 10 - Open question

conocer, yo

Slide 11 - Open question

jugar, mis amigos

Slide 12 - Open question

seguir, Carmen y yo

Slide 13 - Open question

conocer, Javi y tú

Slide 14 - Open question

ir, yo

Slide 15 - Open question

coger, Ana y Lucía

Slide 16 - Open question

seguir, vosotros

Slide 17 - Open question

seguir, yo

Slide 18 - Open question

Vamos a corregir
LE: ej. 6.23, 6.25, 6.26, 6.27

Slide 19 - Slide

Los adverbios
Bijwoorden van hoeveelheid
Woordenlijst blok 6.

Slide 20 - Slide

Bijwoorden van hoeveelheid
demasiado    =   teveel
Luisa trabaja demasiado.
mucho           = veel
Ana viaja mucho.
bastante        = aardig wat/tamelijk veel
Pedro estudia bastante
poco              = weinig
Rosa estudia poco.
Wat zijn bijwoorden?
woorden die iets zeggen over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord. Ze zijn onveranderlijk. 
LA: pág. 107
Lista de vocabulario bloque 6
Bijwoorden zijn in het Spaans onveranderlijk. 

Slide 21 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid.
demasiado, mucho, bastante, poco, kunnen ook bijvoeglijk gebruikt worden. Wat heb je geleerd over bijvoeglijke naamwoorden?
In tegenstelling tot een bijwoord veranderen ze wel. Ze passen zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan. 

LA: pág. 107

Slide 22 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden van hoeveelheid
demasiado - demasiada - demasiados - demasiadas
mucho - mucha - muchos - muchas
bastante - bastantes
poco - poca - pocos - pocas

vb: mucha gente, bastantes libros, pocas chicas
Dus: staan deze woorden voor een zelfstandig naamwoord, dan zijn ze bijvoeglijk en moet je ze misschien aanpassen. 
LA: pág. 107

Slide 23 - Slide

muy
Muy is een bijwoord en het zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord. Het versterkt het bijvoeglijk naamwoord. Het betekent dan heel of erg.
vb: La casa es grande = Het huis is groot.
      La casa es muy grande = Het huis is heel groot. 

LA: pág. 107
Muy staat altijd voor een bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 24 - Slide

Alles op een rij:
  • Staan poco/bastante/mucho/demasiado achter een werkwoord, dan zijn het bijwoorden en hoef je ze niet te veranderen.
  • Staan poco/bastante/mucho/demasiado voor een zelfstandig naamwoord, dan zijn het bijvoeglijke naamwoorden en moet je ze misschien aanpassen (vrouwelijk/meervoud)
  • Staat er een bijvoeglijk naamwoord en moet je daarvoor iets invullen, dan kan het allen maar muy zijn.  
LA: pág. 107

Slide 25 - Slide

Unos ejemplos
  • Me gusta mucho leer. 
  • En el armario hay muchos libros.
  • Paco siempre trabaja mucho.

  • Está cansado porque duerme poco.
  • Hay pocas personas en la fiesta.

  • Hay demasiado café en la taza.
  • Hay demasiada Coca-Cola en el vaso.

  • El coche es muy caro.



Slide 26 - Slide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ................... simpática.
2. Tengo ...................... amigos.
3. En el parque hay ........................ gente.
4. Mi padre tiene un coche ................... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ........................... casas. 
6. Mi amigo es.............. trabajador. Siempre estudia ................
7. Coca cola lleva ..................... azúcar.
8. A mí me gustan ......................... los perros.

Slide 27 - Slide

Vul in: muy of mucho/a/os/as
1. Mi hermana es ..muy...... simpática.
2. Tengo ........muchos........ amigos.
3. En el parque hay .......mucha......... gente.
4. Mi padre tiene un coche .....muy......... bonito. 
5. En nuestro barrio hay ..........muchas........ casas. 
6. Mi amigo es...muy.... trabajador. Siempre estudia ...mucho...
7. Coca cola lleva .......mucho.... azúcar.
8. A mí me gustan ......mucho.... los perros.

Slide 28 - Slide

A trabajar
maken: ej. 3 en 5

LA: pág. 107

Slide 29 - Slide

Tarea final
Brochure over bezienswaardigheden Helmond.

Planner pág. 9 en 10

Slide 30 - Slide