H10 Verzekeringen inleiding

H10 Verzekeringen inleiding
1 / 47
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H10 Verzekeringen inleiding

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 

Slide 2 - Slide

Agenda
Theorie hoofdstuk 10
Maken opdrachten H10
Bespreken opdrachten H10
Test je kennis H10


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Verzekeren 
Risico overdragen

Privaatrecht                     vermogensrecht


Slide 7 - Slide

artikel 7:925 BW 
Zoek op in je wetboek

Slide 8 - Slide

BW7:925
Verzekering is:

  • een overeenkomst waarbij
  • verzekeraar zich verbindt tot betalen van een of meer uitkeringen
  • verzekeringnemer premie betaalt aan verzekeraar​
  • geen zekerheid DAT, WANNEER of TOT WELK BEDRAG​ uitkering of premie wordt betaald​

Slide 9 - Slide

verzekering = kans overeenkomst
 
=> onzekere gebeurtenis(voorval), risico:

geen zekerheid  
DAT,  WANNEER  of  TOT WELK BEDRAG​  
uitkering of premie wordt betaald​







Slide 10 - Slide

Kan je een brandend huis verzekeren?

noteer je antwoord en licht je antwoord toe!

Slide 11 - Open question

Nee!
verzekering = kans overeenkomst

brandverzekering dekt risico van brand 


toekomstig risico => onzeker voorval


Slide 12 - Slide

Risico indeling
Bezit
Vermogen 
Gezondheid 
Leven

Slide 13 - Slide

Risico voor verzekeraar
Materieel
Moreel

Opdracht: wat wordt hieronder verstaan ?



Slide 14 - Slide

Risicospreiding

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Partijen
  • Verzekeraar
  • Verzekeringsnemer
  • Verzekerde
  • Begunstigde

Slide 17 - Slide

art. 7: 925 BW
partijen:

  1. verzekeraar   (voorbeeld: Achmea, NN, Aegon, Univé, Allianz)

  2. verzekeringnemer => persoon die verzekering sluit bij de verzekeraar






Slide 18 - Slide

wat wordt bedoeld met de "verzekerde"?


zijn "verzekeringnemer" en "verzekerde" hetzelfde?

Slide 19 - Slide

voorbeeld = ziektekostenverzekering
gezin =>ouders met minderjarige kinderen


verzekeringnemer   => de ouder die verzekeringsovereenkomst sluit

verzekerden               => de gezinsleden die verzekerd zijn

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Artikel 7: 944 BW  schadeverzekering


Vergoedt de vermogensschade van verzekerde. 

Keert deze altijd uit?

Slide 23 - Slide

Noem drie voorbeelden van een schadeverzekering

Slide 24 - Open question

Artikel 7:960 BW
Indemniteitsbeginsel

Zoek op in het wetboek

Slide 25 - Slide

Artikel 7: 964 BW sommenverzekering

Verzekering waarbij het niet uitmaakt of met de uitkering schade wordt vergoed.

Is schade wel een voorwaarde voor een uitkering?

Slide 26 - Slide

Noem een voorbeeld van een sommenverzekering

Slide 27 - Open question

Sommenverzekeringen
  1. levensverzekering =>  bij in leven zijn van verzekerde op een bepaalde datum, betaalt de verzekeraar een bedrag (pensioen)

  2. overlijdensrisico verzekering => als verzekerde voor een bepaalde datum overlijdt, betaalt de verzekeraar een bedrag 

  3. arbeidsongeschiktheidsverzekering => als verzekerde arbeidsongeschikt raakt, betaalt de verzekeraar een bedrag per dag (maand)

Slide 28 - Slide

Persoonsverzekering
Artikel : 7:925 lid 2

Schade- of sommenverzekering?

Slide 29 - Slide

Persoonsverzekering
Is of een schade- of sommenverzekering

  • Zorgverzekering         schadeverzekering
  • Levensverzekering          sommenverzekering

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

De persoon die een verzekering sluit met de verzekeraar is:
A
de verzekerde
B
de verzekeringnemer

Slide 32 - Quiz

Een verzekering is een kansovereenkomst. Dit betekent dat:
A
de verzekerde de premie moet betalen
B
er sprake moet zijn van een onzeker voorval
C
de verzekeringnemer de premie moet betalen
D
de verzekeraar gedekte schade moet betalen

Slide 33 - Quiz

Een verzekering is een:
A
formele, onbenoemde, wederkerige overeenkomst om baat
B
vormvrije, benoemde, eenzijdige overeenkomst om niet
C
formele, onbenoemde, eenzijdige, overeenkomst om baat
D
vormvrije, benoemde, wederkerige overeenkomst om baat

Slide 34 - Quiz

Een schadeverzekering vergoedt:
A
immateriële schade van verzekerde
B
vermogensschade van verzekerde
C
affectieschade van verzekerde

Slide 35 - Quiz

Het kenmerk van een sommenverzekering is dat:
A
met de uitkering de vermogensschade van de verzekerde wordt vergoed
B
de verzekeraar altijd een uitkering aan de verzekerde betaalt
C
het niet uitmaakt of met de uitkering schade wordt vergoed

Slide 36 - Quiz

Je kunt drie categorieën verzekeren, welke van onderstaande is dat niet?
A
Materiële bezittingen
B
Vermogen
C
Psychisch
D
Gezondheid

Slide 37 - Quiz

Welk risico moet je verplicht verzekeren?
A
Aansprakelijkheid
B
Rechtsbijstand
C
Verkeer
D
Ziektekosten

Slide 38 - Quiz

Wat is het idemniteitsbeginsel?
A
Dat je altijd je verzekerde bedrag krijgt uitgekeerd
B
Dat je nooit meer dan de daadwerkelijke schade krijgt uitgekeerd
C
Dat je meer krijgt uitgekeerd dan de daadwerkelijke schade
D
Dat je altijd minder krijgt uitgekeerd dan de daadwerkelijke schade

Slide 39 - Quiz

Twee stellingen, wat is juist?
1. Een sommenverzekering keert een bedrag uit dat op voorhand is bepaald als iets zich voordoet.
2. Een persoonsverzekering kan óók een sommenverzekering zijn.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 40 - Quiz

Twee stellingen, wat is juist?
1. Bij onderverzekering krijg je als verzekerde minder dan de daadwerkelijke schade uitgekeerd.
2. Bij oververzekering krijg je als verzekerde meer dan de daadwerkelijke schade uitgekeerd.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 41 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 42 - Slide

Opgaven 1 t/m 9 maken

Test je kennis H10

Slide 43 - Slide

                                        vooruitblik
H11 Verzekeringen - totstandkoming en beëindiging

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Huiswerk opgaven H3

Behalve opgave 8

Slide 47 - Slide