Economie H3 par. 2 waar vinden vragers en aanbieders elkaar? HSX

PARAGRAAF 3.2
Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PARAGRAAF 3.2
Waar vinden vragers en aanbieders elkaar?

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet wat bedoeld wordt met 'aanbod' op de markt?
  • Je kunt rekenen met de aanbodfunctie.
  • Je kunt een aanbodlijn tekenen.
  • Je weet wat aanbodfactoren zijn.
  • Je kent de begrippen uit de paragraaf.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Lesdoel
  • wat is aanbod op de markt en wat is de aanbodslijn?

Slide 4 - Slide

Aanbod
Het aanbod op de markt is de hoeveelheid die alle producenten samen van een product willen verkopen.


Slide 5 - Slide

Aanbodslijn
Bij een aanbodlijn is er altijd een positief verband. Hoe hoger de prijs, hoe meer bedrijven het product willen maken.

De lijn loopt dus altijd naar boven.

(hoe loopt de vraaglijn ook al weer?)


Slide 6 - Slide

Aanbodslijn

Ezelsbruggetje:

Van de aanbodslijn kan je een A maken

Slide 7 - Slide

Lesdoel
  • hoe reken je met de aanbodfunctie?

Slide 8 - Slide

Aanbodfunctie
Het aanbod geef je weer met een aanbodfunctie
Qa = aP - b
Qa = aangeboden hoeveelheid
P = prijs van het product
a en b kunnen per situatie verschillen

Slide 9 - Slide

Aanbodfunctie
Qa = 0,3P - 25
Dit is de aanbodfunctie van smartphones.

Stel dat de prijs € 250 is, hoeveel smartphones worden er dan te koop aangeboden?

Slide 10 - Slide

Aanbodfunctie
Qa = 0,3P - 25
Prijs is € 250, dus P = 250.    Vul in in de formule.

Qa = 0,3P - 25         P=250
Qa = (0,3 x 250) -25
Qa = 75 -25
Qa = 50

Dus bij een prijs van € 250 worden er 50 phones aangeboden

Slide 11 - Slide

Vraag 
Stel: Qa=5P-400 en P=130
Bereken het aanbod

Slide 12 - Slide

Vraag 
Qa=5P-400 en P=130
Qa = (5 x 130) -400
Qa = 650 - 400
Qa = 250

Bij een prijs van 130 worden er 250 stuks aangeboden

Slide 13 - Slide

Vraag
Qa=10P-80 Qa = 200
bereken nu de prijs!!!

Slide 14 - Slide

Vraag
Qa=10P-80         Aanbod = 200
200 = 10P -80
200 + 80 = 10P
280 = 10P (beide kanten delen door 10)
28 = P 

Slide 15 - Slide

Lesdoel
  • de aanbodlijn

Slide 16 - Slide

Aanbodlijn tekenen
  • om een lijn te tekenen, heb je 2 punten nodig
  • punt 1 vul P=0 in de formule in en reken Q uit
  • punt 2 vul een willekeurige prijs (P) in en reken Q uit
  • vul de 2 punten in het assenstelsel in en teken de lijn

Slide 17 - Slide

Lesdoel

  • Enkele begrippen.

Slide 18 - Slide

Aanbodfactoren
De aanbodlijn verschuift als:
  • De kosten veranderen,
    (bijv. arbeidskosten of grondstofkosten)
  • De technologie verbetert

Slide 19 - Slide



Als de lijnen elkaar kruisen dan noemen we dat het evenwichtspunt. Dit is het ideale punt van de markt.
In dit punt is vraag en aanbod aan elkaar gelijk.
Marktevenwicht

Slide 20 - Slide

        Marktevenwicht
Qa = Qv
de vraagfunctie (Qv) is gelijk aan de aanbodfunctie (Qa)

Qa=Qv Zo reken je de evenwichtsprijs- en hoeveelheid uit

Slide 21 - Slide

        Marktevenwicht
Qa = Qv
de vraagfunctie (Qv) is gelijk aan de aanbodfunctie (Qa)

Qa=Qv Zo reken je de evenwichtsprijs- en hoeveelheid uit

Slide 22 - Slide

Overschot van vraag of aanbod
Aanbodoverschot: Bij een hogere prijs is er meer aanbod dan vraag.
Producenten blijven met voorraad zitten

Vraagoverschot: Bij een lagere prijs is de vraag groter dan het aanbod
Niet alle consumenten kunnen het product kopen

Slide 23 - Slide

Prijselasticiteit
Als de prijs van een product verandert, dan verandert de vraag. Dit noem je prijselasticiteit. 

Deze berekenen: Verandering vraag in %
                                    -------------------------   = prijselasticiteit 
                                      Verandering prijs in %


Slide 24 - Slide

ENKELE
VRAGEN

Slide 25 - Slide

De aanbodlijn loopt van linksboven naar rechtsonder.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Wat is een vergelijking van de aanbodlijn?
Meerdere antwoorden!
A
Q = 3P + 100
B
Q = -3P +100
C
Q = -25.000P - 10.000
D
Q = 25.000P - 10.000

Slide 27 - Quiz

Q = p-100
A
Dit is een vraaglijn
B
Dit is een aanbodlijn
C
Dit is een budgetlijn
D
Ik heb geen idee

Slide 28 - Quiz

Q =-0,5p+200
A
Dit is een aanbodlijn
B
Dit is een vraaglijn
C
Dit is een budgetlijn
D
Ik heb geen idee

Slide 29 - Quiz

Hoeveel wordt er aangeboden bij een bedrag van €4,-?
Qa = 25.000P - 10.000
A
110.000 stuks
B
100.000 stuks
C
90.000 stuks
D
de uitkomst is negatief

Slide 30 - Quiz

Inkopen van grondstoffen wordt goedkoper. Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
die schuift naar rechts
B
die schuift naar links
C
er komt een ander punt op de aanbodlijn tot stand
D
er verandert niets.

Slide 31 - Quiz

Qv = -100p + 68
Qa = 300p - 76

Bij een prijs van 0,37 is er sprake van een
A
vraagtekort
B
vraagoverschot
C
marktevenwicht
D
aanbodtekort

Slide 32 - Quiz

Resumerend
  • Je weet wat bedoeld wordt met 'aanbod' op de markt? 
  • Je kunt rekenen met de aanbodfunctie.
  • Je kunt een aanbodlijn tekenen.
  • Je weet wat aanbodfactoren zijn.
  • Je kent de begrippen uit de paragraaf.

Slide 33 - Slide

EINDE

Slide 34 - Slide

Extra instructie
Bekijk de filmpjes voor extra uitleg

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video