Herhaling paragraaf 1 en 2

Herhaling paragraaf 1 en 2
Ga rustig zitten op je plek
Pak een pen/potlood en iets om op te schrijven.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling paragraaf 1 en 2
Ga rustig zitten op je plek
Pak een pen/potlood en iets om op te schrijven.

Slide 1 - Slide

Wat zouden we moeten kunnen?
1. Het verschil uitleggen tussen 'warmte' en 'temperatuur'

2. Een rekenopdracht met de formule Q = P x t uitwerken (met G-FIRE)

3. Berekeningen doen met de verbrandingswarmte van stoffen

Slide 2 - Slide

Warmte (in Joule)

Is een vorm van energie.

Andere vormen van energie kunnen worden omgezet in warmte.

Warmte is de overdracht van energie tussen twee objecten.
Een object kan geen warmte 'hebben'.
Temperatuur (in °Celsius/Kelvin)

Is een maat die aangeeft hoe warm of koud iets is.

Een stof kan een bepaalde temperatuur hebben.

Als je warmte-energie toevoegt aan een stof, stijgt de temperatuur.

Slide 3 - Slide

Warm
Koud
Gemiddeld
Als je één warme hand en één koude hand in dezelfde bak met water doet, voelt dat anders aan.

Van jouw warme hand stroomt warmte-energie naar het water. Van het water naar jouw koude hand stroomt ook warmte-energie.

Slide 4 - Slide

Een elektrische warmtebron (zoals een tosti-ijzer) zet al z'n elektrische energie om in warmte-energie.

Die energieomzetting kan je laten
zien in een energie-stroomdiagram.

Slide 5 - Slide

De hoeveelheid warmte kan je berekenen door het vermogen maal de tijd in seconden te doen:

Warmte (J) = Vermogen (W) x tijd (s)
Q = P x t

Elke formule/rekensom los je op aan de hand van G-FIRE.

Slide 6 - Slide

Zelf doen
Maak een uitgebreide uitwerking van deze rekenopgave. Schrijf alle stappen van G-FIRE op!

De nieuwe waterkoker van meneer Katerbarg heeft een vermogen van 3600 Watt. Om genoeg water te koken voor zijn Cup-a-Soupje, moet de waterkoker anderhalve minuut aan staan.
Hoeveel warmte heeft de waterkoker dan geleverd? Geef je antwoord in kilojoule.
timer
2:00

Slide 7 - Slide

Nakijken
Gegeven:
P = 3600 Watt
t = 90 seconden
Gevraagd: Q in kilojoule
Formule: Q = P x t (1 punt voor de juiste formule)
Invullen: Q = 3600 W x 90 sec = 324000 Joule (1 punt voor de juiste uitkomst)
Omrekenen: 324000 / 1000 = 324 kJ (1 punt voor de juiste omrekening, 1 punt voor de juiste eenheid)

Slide 8 - Slide

In paragraaf 2: berekeningen met de verbrandingswarmte van stoffen.

De verbrandingswarmte geeft aan hoeveel chemische energie er in een hoeveelheid stof zit.

Bv.: voor elke kg hout, 16 MJ warmte.

Slide 9 - Slide

Daarmee rekenen
Op de toets kan ik van je vragen:
- Hoeveel kg/L/m3 van een stof is nodig om een hoeveelheid warmte te krijgen?
- Hoeveel warmte wordt geleverd door een bepaalde hoeveelheid stof?
Gebruik in beide gevallen een verhoudingstabel.

Slide 10 - Slide

Zelf doen
Maak een uitwerking van de opgave. Noteer eerst je gegevens en gebruik een verhoudingstabel.

Mevrouw Seldenthuis verwarmt haar huis met aardgas. Ze stookt per maand 140 m3 de lucht in. Hoeveel warmte krijgt ze daarvoor? Geef je antwoord in Megajoule.
timer
2:00

Slide 11 - Slide

Nakijken
Gegeven:
Verbrandingswarmte van aardgas is 32 MJ/m3 (1 punt verbrandingswarmte)
Er wordt 140 m3 aardgas gebruikt.
Gevraagd: hoeveel warmte levert dat op?
Verhoudingstabel:

140 m3 aardgas levert in totaal
4.480 MJ aan warmte. (1 punt)

Slide 12 - Slide

Zelf doen - Binas
Gebruik de Binas. Noteer de stappen van je berekeningen.
Let op: 1 cm3 staat gelijk aan 1 milliliter.
a. Nick verwarmt water met een brander die werkt op benzine. Hij voegt
66 kilojoule toe aan het water. Hoeveel milliliter benzine heeft hij verbruikt?

b. Vera verwarmt ook water, maar gebruikt een brander met spiritus. Ze verbruikt evenveel milliliter brandstof als Nick. Hoeveel warmte heeft ze opgewekt?
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Uitwerkingen
a. Je hebt 2 mL benzine nodig voor 66 kJ (66.000 Joule) warmte.
b. Als je 2 mL spiritus verbrandt, krijg je 36 kJ (36.000 Joule) warmte.

Heb je de juiste uitkomst (inclusief juiste eenheden etc.) en wist je hoe je deze opgave moest aanpakken? >> Maken paragraaf 6.2, Test Jezelf.

Ben je er niet helemaal uitgekomen? >> Samen de stappen doorlopen, dan aan het werk met Test Jezelf.

Slide 14 - Slide

Uitwerkingen
a. Nick verwarmt water met een brander die werkt op benzine. Hij voegt
66 kilojoule toe aan het water. Hoeveel milliliter benzine heeft hij verbruikt?

Gegevens noteren:
Toegevoegde warmte = 66 kJ = 66.000 Joule.
Verbrandingswarmte benzine (Binas tabel 19) = 33.000 Joule per mL.

Gevraagd: hoeveel mL is er nodig voor 66.000 Joule warmte?

Slide 15 - Slide

Uitwerkingen
Toegevoegde warmte = 66 kJ = 66.000 Joule.
Verbrandingswarmte benzine (Binas tabel 19) = 33.000 Joule per mL.

Verhoudingstabel tekenen:

Antwoord geven:
Voor 66 kJ warmte is
2 mL benzine nodig.

Slide 16 - Slide

Uitwerkingen
b. Vera verwarmt ook water, maar gebruikt een brander met spiritus. Ze verbruikt evenveel mL brandstof als Nick. Hoeveel warmte is er opgewekt?

Gegevens noteren:
Volume (hoeveelheid) brandstof = 2 mL
Verbrandingswarmte spiritus (Binas) = 18.000 Joule per mL

Gevraagd: hoeveel warmte wordt er opgewekt?

Slide 17 - Slide

Uitwerkingen
Volume (hoeveelheid) brandstof = 2 mL
Verbrandingswarmte spiritus (Binas) = 18.000 Joule per mL

Verhoudingstabel tekenen:

Antwoord geven:
Met 2 mL spiritus wordt
26.000 Joule (26 kJ) warmte opgewekt.

Slide 18 - Slide

Zelfstandig aan de slag
Maak: paragraaf 6.2 Test Jezelf.
Daarin zit ook omrekenen Celsius <-> Kelvin.
Onthoud: 0 graden Celsius is 273 graden Kelvin.

Tot: 09:50 uur, dan nog een paar herhaalvragen in LessonUp.

Slide 19 - Slide

Welke eenheid gebruiken we bij de grootheid warmte?
A
Graden Celsius
B
Graden Kelvin
C
Joule
D
Watt

Slide 20 - Quiz

Geef een voorbeeld van een elektrische warmtebron.

Slide 21 - Open question

6.400.000 Joule staat gelijk aan...
A
6.400 kJ
B
6.400 MJ
C
64 kJ
D
64 MJ

Slide 22 - Quiz

Als het buiten 20 graden Celsius is, dan is dat in Kelvin...
A
-253 K
B
0 K
C
273 K
D
293 K

Slide 23 - Quiz

Welk gevaarlijke gas komt vrij bij onvolledige verbranding van aardgas?
A
Koolstofdioxide
B
Methaan
C
Koolstofmono-oxide
D
Zuurstof

Slide 24 - Quiz