week 33 (week 20 2025)

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with text slides.

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat moet je kennen en kunnen voor de laatste toets?



• Woordenlijsten H. 9 en 10
• Haben, sein  T 
• Esttentenregel
• modale ww TT 
• 3de en 4de naamval incl.    
   voorzetsels

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Was machen wir heute?

  • Wiederholung Modalverben

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lernziele:
Am Ende dieser Stunde: .....

  • ken ik de betekenissen van alle modale werkwoorden en het werkwoord 'wissen';
  • Kan ik  modale werkwoorden n het werkwoord 'wissen' op de juiste manier vervoegen; 
  • kan ik de Modalverben in een zin gebruiken.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading/betekenis aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Beispiele
Du musst jetzt Hausaufgaben machen.
Du kannst jetzt Hausaufgaben machen.
Du willst jetzt Hausaufgaben machen.
Du sollst jetzt Hausafgaben machen.
Du darfst jetzt Hausaufgaben machen.
Du magst jetzt Hausaufgaben machen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Er zijn 2 kenmerken!
1: de klank (klinker) verandert in het enkelvoud (= ich, du en er/sie/es) (behalve bij sollen!)

2: de ich- en de er/sie/es- vorm zijn gelijk en krijgen GEEN uitgang!

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Konjugation von Modalverben im Präsens
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
wissen
ich
muss
kann
will
soll
darf
mag
weiß
du
musst
kannst
willst
sollst
darfst
magst
weißt
er/sie/es
muss
kann
will
soll
darf
mag
weiß
wir
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
wissen
ihr
müsst
könnt
wollt
sollt
dürft
mögt
wisst
sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
wissen
Sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Mögen in de betekenis:     graag willen 

Ich möchte 
du möchtest
er/sie möchte

wir möchten
ihr möchtet
sie/Sie möchten

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit!
An die Arbeit:

Was?   oefenen Modalverben via:  Duits.net
         https://duits.net/oefeningen/vervoeging/modale/
Wie?    Online, selbstständig
Hilfe?   Seite 178, 179
Zeit       25 Minuten
Fertig?  Oscarromerotalen: 7.38 t/m 7.47  oder:
                 lernen: Wörterliste des Kapitels 10 lernen (StudyGo)
               




 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
HAUSAUFGABEN:


                      
Lernen:
Die Modalverben (TT) (StudyGo)
           





Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Lernziele:

  • ..... ken ik de betekenissen van alle modale werkwoorden en   het werkwoord 'wissen'?
  • ..... Kan ik modale werkwoorden n het werkwoord 'wissen' op de juiste manier vervoegen?
  • ..... kan ik de Modalverben in een zin gebruiken?


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Lernziele:

Am Ende dieser Stunde:.....

..... kan ik uitleggen wat een naamval is
..... ken ik de voorzetsels die de derde naamval krijgen
..... kan ik de persoonlijk voornaamwoorden in de derde naamval toepassen in een zin


Slide 19 - Slide

This item has no instructions



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Link

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoorden
Wat zijn dat ook alweer en ken je ze nog?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vervangen van een zelfstandig naamwoord door een persoonlijk voornaamwoord

Elk zelfstandig naamwoord heeft een geslacht en op basis daarvan wordt het persoonlijk voornaamwoord gebaseerd:

 der Vater (m) wordt er
die Maus wordt sie
das Pferd (o) wordt es
die Kinder wordt sie 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Een persoonlijk voornaamwoord gebruik je:
 
  • om herhaling van naam/persoon/ding te voorkomen
  • in plaats van een persoon/personen of een ding/dingen

Bijvoorbeeld:
De vrouw loopt op straat. Ze gaat naar de slager.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

aus
bei
mit 
nach 
seit
von 
zu
uit
bij
met
na, naar (bij plaatsen)
sinds
van
naar (bij personen)

Slide 26 - Slide

Opdracht: Vul op het uitgedeelde formulier de vertaling in!

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

nog een keer:
Naamvallen zijn eigenlijk ' gewoon'  zinsdelen:

1ste naamval = het onderwerp
3de naamval = het meewerkend voorwerp
4de naamval = het lijdend voorwerp

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit!
An die Arbeit: 

Was?  Grammatik:  Online: Kapitel 9 Einkaufen: E Grammatik
            Aufgabe 18, bis zum 26  (Buch: Seiten 114-118)
            Ga verder waar je ben gebleven!

Wie?   selbsständig, online
Hilfe?  Die Grammatik auf Seite 114 und 1165
Zeit?    20 Minuten
Fertig? Woorden  Kapitel 10 leren (StydyGo)



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Lernziele erreicht?

..... kan ik uitleggen wat een naamval is
..... ken ik de voorzetsels die de derde naamval krijgen
..... kan ik de persoonlijk voornaamwoorden in de derde naamval toepassen in een zin



Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions


  • jas in de kluis of op de kapstok
  • pet/muts/capuchon af
  • oortjes uit
  • laptop dicht op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 38 - Slide

This item has no instructions