2h soorten werkwoorden (H21 brugklas)

2h soorten werkwoorden 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2h soorten werkwoorden 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
Uitleg interview (zie It's learning)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Deze les


Nakijken opdrachten 1, 6 & 7

h20 nw.gezegde


verschillende werkwoorden

maken oefenblad

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

LEZEN 
LEZEN
timer
15:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Je weet (weer) welke verschillende werkwoordsoorten er zijn en kunt ze benoemen in een zin.

Slide 5 - Slide

Lesdoelen worden besproken met de leerlingen.
Nakijken opdrachten H20
opdracht 1 op p. 82
opdracht 6 & 7 op p. 85

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Soorten werkwoorden
Een zin heeft altijd één hoofdwerkwoord: zww.
  • De leerlingen luisteren naar de docent.

Wanneer een zin meerdere werkwoorden heeft, staat het hoofdwerkwoord verderop (achteraan) in de zin. De andere werkwoorden noem je hulpwerkwoorden.
  • De leerlingen hebben (hww) naar de docent geluisterd (zww).
  • De leerlingen moesten (hww) naar een ander lokaal lopen (zww).


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

LET OP!
Staan er meerdere ww in de zin, dan is de PV een hww

'Hij zou leraar willen worden'

Zou willen worden zijn de ww
3 ww, dus 2 hww

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Koppelwerkwoord
Koppelwerkwoorden

Er zijn 9 koppelwerkwoorden:

zijn worden blijven
blijken lijken schijnen
heten dunken voorkomen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

kww
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bnw of znw staat. 

Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Peter is een gezellige vriend. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Peter aan een gezellige vriend.)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

kww
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.

Junior is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

kww/hww/zww
Onthoud: een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

> Hij wordt gestoken door een mug
("wordt" is hww, "gestoken" = zww)
> Hij is ziek geworden
("is" = hww, "geworden" = kww)


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag..
Maak het oefenblad

Klaar?
lezen in je leesboek

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Volgende les
Donderdag:
Geen Nederlands 

Vrijdag:
Nakijken oefenblad
Spreekvaardigheid

Lesboek, leesboek & schrift nodig!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions