Psychiatrische en neurologische aandoeningen

Psychiatrische en neurologische aandoeningen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Psychiatrische en neurologische aandoeningen

Slide 1 - Slide

Wat is de indicatie van levodopa met decarboxylaseremmer?
A
Bipolaire stoornis
B
Dementie
C
Onrust
D
Ziekte van Parkinson

Slide 2 - Quiz

Hoe werkt levodopa?
A
Levodopa wordt na omzetting dopamine
B
Levodopa is identiek aan lichaamseigen dopamine
C
Levodopa remt dopamine heropname
D
Levodopa remt dopamine afbraak

Slide 3 - Quiz

Wat zijn anticholinerge bijwerkingen?
A
Droge mond, obstipatie, verwardheid, plasproblemen
B
Pijn, koorts, verwardheid, plasproblemen
C
Sufheid, sloom, lusteloos, dronkemansloop
D
Versnelde hartslag, koorts, spierstijfheid en zweten

Slide 4 - Quiz

Onder welke geneesmiddelgroep valt amitriptyline?
A
NDRI
B
SNRI
C
SSRI
D
TCA

Slide 5 - Quiz

Welk geneesmiddel heeft als indicatie onder andere zenuwpijn?
A
Lorazepam
B
Clozapine
C
Levodopa
D
Pregabaline (Lyrica)

Slide 6 - Quiz

Wat is de indicatie van olanzapine?
A
Depressie
B
Parkinson
C
Psychose
D
Zenuwpijn

Slide 7 - Quiz

Welk middel wordt NIET gebruikt bij epilepsie
A
Valproinezuur (Depakine)
B
Pregabaline (Lyrica)
C
Diazepam
D
Nifedipine

Slide 8 - Quiz

Welke werking heeft olanzapine in de hersenen?
A
Het zorgt voor meer effect van dopamine
B
Het zorgt voor minder effect dopamine
C
Het zorgt voor minder effect serotonine
D
Het zorgt voor meer effect van serotonine

Slide 9 - Quiz

Welke bewering over temazepam is juist?
A
Het is een langwerkend slaapmiddel om beter door te kunnen slapen.
B
korte halfwaardtijd
C
lange halfwaardetijd > 3 uur voor het slapen nemen
D
volgende ochtend is het middel al lang uitgewerkt

Slide 10 - Quiz

Meneer Pietersen gebruikt sinds kort olanzapine, paroxetine en temazepam. Hij beweegt sinds kort houterig. Dit is:
A
De ziekte van parkinson die hij heeft aan zijn medicatie te zien
B
Een bekende bijwerking van temazepam
C
Een bekende bijwerking van olanzapine
D
Een bekende bijwerking van parocetine

Slide 11 - Quiz

Meneer Pietersen heeft geen last meer van psychotische klachten. Hij mag:
A
De dosering van olanzapine afbouwen
B
Direct stoppen met olanzapine
C
Als hij stopt kunnen de klachten terug komen
D
Hij kan olanzapine vervangen door oxazepam

Slide 12 - Quiz

Welk middel hoort NIET tot dezelfde groep als paroxetine?

A
Sertraline
B
Haloperidol
C
Citalopram
D
Escitalopram

Slide 13 - Quiz

De psychiater overweegt de olanzapine tabletten te vervangen door een maandelijkse injectie met een ander geneesmiddel met eenzelfde soort werking als olanzapine. Namelijk aripiprazol. Op jaarbasis is dit wel 3 x zo duur. Waarom zou hij dit doen?
A
Dit middel wordt toch vergoed door de verzekering
B
Om de therapietrouw te bevorderen.
C
Aripiprazol is een duurder middel en zal dus beter werken dan olanzapine.
D
Er is geen goede reden om dit duurde middel voor te schrijven.

Slide 14 - Quiz

Wat is waar over benzodiazepine verslaving?
A
Benzodiazepines zorgen nauwelijks voor verslaving
B
Kortwerkende benzodiazepinen geven geen verslaving, alleen de langwerkende
C
Patient mag je niet meer deelnemen aan het verkeer
D
De kans op verslaving wordt groter bij regelmatig en langdurig gebruik.

Slide 15 - Quiz

De werking van diazepam bij een epileptische aanval berust op
A
De spierverslappende werking
B
De sederende werking
C
De hypnotische werking
D
De anxiolytische werking

Slide 16 - Quiz

Iemand die amitriptyline gebruikt:
A
Heeft zeker een depressie
B
Heeft zeker een bipolaire stoornis
C
Heeft misschien zenuwpijn
D
Heeft misschien ADHD

Slide 17 - Quiz

Welke bewering over het middel diazepam is ONJUIST?
A
Geïndiceerd op het moment van een epileptisch insult
B
Het behoort tot de groep benzodiazepinen
C
Het is geïndiceerd bij preventie van migraine
D
Het reactievermogen wordt beïnvloed

Slide 18 - Quiz

Welke stelling over levodopa/carbidopa (Sinemet) is juist?
1. Levodopa wordt in de hersenen omgezet in carbidopa
2. Levodopa wordt alleen in speciale gevallen gecombineerd met carbidopa
A
Beide stellingen zijn juist
B
Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist
C
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 19 - Quiz

Welk middel gebruik je bij ADHD
A
Quetiapine
B
Methylfenidaat
C
Haloperidol
D
Sumatriptan

Slide 20 - Quiz

Methylfenidaat hoort bij de groep:
A
Amfetaminen
B
SSRI's
C
Antipsychotica
D
Anti-epileptica

Slide 21 - Quiz