1.3 figuurlijk taalgebruik.

Lesdoelen
*we herhalen het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik .
* Je maakt een filmpje over figuurlijk taalgebruik in een 3-tal.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoelen
*we herhalen het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik .
* Je maakt een filmpje over figuurlijk taalgebruik in een 3-tal.

Slide 1 - Slide

Waarom belangrijk?
*In het dagelijks leven en je stage en in het werkveld kom je veel figuurlijk taalgebruik tegen.
*In examens kunnen ook  uitdrukking voorkomen gebruiken.

Slide 2 - Slide

Wat is letterlijk taalgebruik?

Slide 3 - Mind map

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 4 - Mind map

Letterlijk vs. figuurlijk
  • Letterlijk taalgebruik -> Wat er staat, is wat je bedoelt.
-Toen Jan gegeten had, legde hij zijn handen op zijn buik.

  • Figuurlijk taalgebruik -> Er staat iets anders dan wat je bedoelt.
-Mijn ouders zijn twee handen op één buik.

Uit de rest van de tekst kun je opmaken of een zin letterlijk of figuurlijk bedoeld is.

Slide 5 - Slide

Toen ik 's avonds thuiskwam, lag mijn hond in zijn mand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Toen ik 's avonds thuiskwam, vond ik de hond in de pot.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 7 - Quiz

De iPhone is de Rolls-Royce onder de mobieltjes.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Mijn Rolls-Royce staat tussen de andere auto´s geparkeerd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quiz

Mark wilde zijn rijbewijs gaan halen, maar hij zag veel beren op de weg.
A
Mark kwam tijdens zijn rijles beren op de weg tegen.
B
Mark zag veel moeilijkheden bij het halen van zijn rijbewijs.

Slide 10 - Quiz

De boze student had nog een appeltje met zijn docent te schillen.
A
De student moest voor zijn docent een appel gaan schillen.
B
De student moest nog een vervelende zaak afhandelen.

Slide 11 - Quiz


Slide 12 - Open question

Wat gaan je nu doen?
In tweetallen maak je een zo origineel mogelijk filmpje over een figuurlijk taalgebruik. 

Aan het eind van het filmpje moet duidelijk zijn wat de betekenis is. 

Slide 13 - Slide

Elk 2-tal kiest een andere uitdrukking
brood op de plank hebben
in hart en nieren. 
je hart volgen
puntjes op de i zetten
op de vingers kijken
aan de bak komen
losse handjes hebben
wie A zeg moet ook B zeggen
eerlijkheid duurt het langst
het is een open deur
de kat uit de boom kijken

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video