medicatie - Oplossingen en verdunningen 4

Rekenen 
medicatie en injecteren
oplossing en verdunning

1 / 17
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Rekenen 
medicatie en injecteren
oplossing en verdunning

Slide 1 - Slide

doelen

Medisch kunnen berekenen van:

oplossing en verdunnen


 

Slide 2 - Slide

Oplossingen 
Hoe was het ook alweer?

1% (1 procent)  = 10 milligram opgelost in 1 milliliter (10mg/ml)
1‰ (1 promille)  = 1 milligram opgelost  in 1 milliliter  (1mg/ml)

Op je afdeling is de voorraad fysiologisch zout met een concentratie van 1% 
Hoeveel milligram is er opgelost in 1 milliliter ?







Slide 3 - Slide

Oplossingen 
Hoe was het ook alweer?

1% (1 procent)  = 10 milligram opgelost in 1 milliliter (10mg/ml)

Op je afdeling is de voorraad fysiologisch zout met een concentratie van 1% 
Hoeveel milligram is er opgelost in 1 milliliter ?
Antwoord: 10 milligram opgelost in 1 milliliter.






Slide 4 - Slide

Oplossingen
Opgaven op volgende pagina






Slide 5 - Slide

Oplossingen
Op je afdeling is de voorraad fysiologisch zout op, aan jou wordt gevraagd om met gedestilleerd water en keukenzout een oplossing te maken. Nodig: 6 zakken van 500 ml 0,9% Nacl  


a Hoeveel gram zout per zak?  
b Hoeveel gram zout heb je hiervoor totaal nodig? 






Slide 6 - Slide

Oplossingen
Je moet een halve liter glucoseoplossing 3% maken. 
Hoeveel gram glucose heb je nodig?

Slide 7 - Slide

Verdunningen 
Hoe was het ook alweer?

Je hebt een oplossing in voorraad van een bepaalde concentratie (bijvoorbeeld 10%).
Je moet een verdunning maken met een oplossing van een bepaalde concentratie (bijvoorbeeld 5%).
Er is je gevraagd om een bepaalde hoeveelheid ml klaar te maken (bijvoorbeeld 200ml).



Slide 8 - Slide

Verdunningen
Hoe was het ook alweer?
De formule die je gebruikt bij verdunnen:
Nodig (in %) x aantal ml (te maken) : aanwezig (in%) in voorraad=
aantal ml uit voorraad te nemen

Er is je gevraagd om 200 ml klaar te maken.

a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad?
b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?

Slide 9 - Slide

Verdunningen
Je hebt een glucoseoplossing van 10%.
Je moet een verdunning maken met een oplossing van 5%
Er is je gevraagd om 200 ml klaar te maken.

a. Hoeveel glucoseoplossing gebruik je uit de voorraad?
b. Hoeveel water moet er worden toegevoegd?





Slide 10 - Slide

Verdunningen
Je hebt een voorraad van een desinfecteermiddel met een concentratie van 50%.
Je wilt deze verdunnen naar een oplossing van 5 %.
Er is je gevraagd om een hoeveelheid van 5 liter aan te maken.
Hoeveel heb je van de voorraad desinfecteermiddel nodig?

Slide 11 - Slide

Oplossingen en verdunningen
Antwoorden volgende les 

Slide 12 - Slide

Zuurstof
Alvast een voorproefje met opgaven zoals je over zuurstof en sondevoeding kunt verwachten.

Slide 13 - Slide

Zuurstof
Dhr. de Bruin krijgt i.v.m. COPD 2 liter zuurstof per minuut. Hij heeft een zuurstofcilinder van 10 liter. 
De manometer staat op 50 bar. 
Hoe lang kun je hem zuurstof geven met deze cilinder? 
(uren en minuten)

Slide 14 - Slide

Sondevoeding
Dhr. Hoog krijgt 600 ml continue sondevoeding in 12 uur tijd toegediend via een volume gestuurde pomp. 
Op hoeveel ml per uur stel jij de pomp in?





Slide 15 - Slide

En nog een lastige

Slide 16 - Slide

Sondevoeding
Mw. Laag krijgt 2500 ml continue sondevoeding via de druppel gestuurde pomp. 6 x per dag moet de pomp 30 minuten stilstaan in verband met medicatie. 
Op hoeveel druppels per minuut stel jij de pomp in?





Slide 17 - Slide