Nu Nederlands Grammatica H4.3 aan elkaar of los

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Grammatica 4

Herhaling 4.1 + 4.2

Kies de goede vorm

1. babys
2. baby's

Kies de goede vorm:

1. olieën
2. oliën

Kies de goede vorm:

1. MBOs
2. mbo's
3. mbo-en

Kies de goede vorm:

1. dictee's
2. dictees

Kies de goede vorm:

1. strategieën
2. strategiën

Kies de goede vorm:

1. spray's
2. sprays

Kies de goede vorm:

1. chemicaliën
2. chemicalieën

Kies de goede vorm:

1. penalty's
2. penaltys

Kies de goede vorm

1. coupé's
2. coupés
3. coupees
4. coupeeën

Kies de goede vorm:

1. diskjockey's
2. diskjockeys

Wat is juist?

1. Kalven
2. kalveren

Wat is juist?

1. dominees
2. domineeën

Wat is juist?

1. auto's
2. autos

Wat is juist?

1. sprays
2. spray's

Wat is juist?

1. industrieën
2. industriën

Wat is juist?

1. groentesoep
2. groentensoep

Wat is juist?

1. maneschijn
2. manenschijn

Wat is juist?

1. berengoed
2. beregoed

Wat is juist?

1. pannekoek
2. pannenkoek

Wat is juist?

1. paddenstoel
2. paddestoel

Wat is juist?

1. keuzepakket
2. keuzenpakket

Samenstelling

- Woorden die samengesteld zijn uit delen die zelf ook zelfstandig kunnen voorkomen: huis + deur = huisdeur

                                       +                                                = 

Typ een zolang mogelijke samenstelling.

Los of aan elkaar?

• Charlotte heeft evengoed meegedaan. (ook)
• Charlotte danst even goed als jij.

• Je wint in de Staatsloterij een miljoen. Tenminste, als je het goede lot hebt (in ieder geval).
• De yoghurt is ten minste houdbaar tot eind december (minstens).

De volgende woorden schrijf je aan elkaar: 

- samenstellingen van twee of meer woorden

          eindexamen, werkplaatschef, langetermijnplanning

- woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel

          erop, hierin, daarmee, waarvan

- ww die beginnen met voorzetsels

          binnenlaten, opmerken, uitvinden

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Bekijk de afbeelding. Waarin maakt de spatie verschil in betekenis?

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.

1. huis vuil
2. huisvuil

Bah, wat is dit ___!

1. huis vuil
2. huisvuil