Wat een prentenboek zo uniek maakt, is de interactie tussen tekst en beeld.
Maar dit levert ook de vraag op: wat is leidend? Tekst of beeld? En wanneer werken deze twee begrippen met elkaar samen?
Aan de hand van een KijkLeesWijzer Prentenboeken ga je op zoek naar de contrapunten in het verhaal: daar waar beeld en tekst elkaar lijken tegen te spreken. Dát zijn interessante momenten om bij stil te staan in het verhaal die kinderen kunnen aanzetten tot verwondering.
Beeld en tekst
Bij het analyseren van de afzonderlijke componenten is steeds sprake van een heen en weer gaan tussen beeld en tekst, als een kleine hermeneutische cirkel. Elk element dat gevonden wordt in beeld, wordt vergeleken met de tekst en omgekeerd. Daarbij zijn de volgende relaties tussen beeld en tekst waar te nemen:
Versterkende relatie: als het beeld dezelfde informatie geeft als de tekst (tekst is leidend) of omgekeerd (beeld is leidend)
Uitbreidende relatie: als beeld nieuwe informatie geeft ten opzichte van de tekst (beeld is leidend) of omgekeerd (tekst is leidend)
Tegenstrijdige relatie: als beeld en tekst in tegenspraak lijken te zijn
De soort relaties die gevonden worden, zegt ook iets over de complexiteit van het prentenboek. Veel uitbreidende en tegenstrijdige relaties vragen meer moeite van de lezer om het te begrijpen. Dit vraagt om veel leeservaring.
Contrapunten
Vooral de tegenstrijdige relaties die gevonden worden, geven extra lading aan het verhaal. Op deze plekken gebeurt iets belangrijks. Het zijn de zogenoemde contrapunten in het verhaal, de momenten waarop beeld en tekst een verschillend verhaal lijken te vertellen, maar wel samen van belang zijn voor een interpretatie. Ze vullen als het ware elkaars lege plekken. Door hierbij stil te staan, breng je kinderen verder. Je kan zorgen voor verwondering en zet ze aan tot denken. Van belang dus om zulke contrapunten zelf eerst op te sporen.
De volgende contrapunten kun je waarnemen:
Contrapunt in handeling – als een personage iets anders doet in beeld dan in tekst wordt beschreven;
Contrapunt in ruimte en tijd – als ruimte of tijd(sverloop) niet overeenkomt tussen beeld en tekst;
Contrapunt in perspectief – als er een verschil is tussen wie vertelt en door wiens ogen het verhaal wordt waargenomen;
Contrapunt in spanning – als compositie van het beeld niet overeenkomt met de loop van het verhaal;
Contrapunt in geadresseerdheid – als lege plekken anders worden ingevuld door volwassenen dan door kinderen;
Contrapunt in emotie – als personages in woorden zich anders uitdrukken dan ze in beeld laten zien, wat zorgt voor ironie of ambiguïteit;
Contrapunt in stijl – ironische situaties ontstaan als woorden iets anders zeggen dan de beelden, bijvoorbeeld serieus/humoristisch, romantisch/realistisch….;
Contrapunt in modaliteit – als er een verschil optreedt tussen fantasie en werkelijkheid;
Contrapunt op metafictief niveau – als er bewust wordt gewezen op de constructie van een verhaal en daarin een contrast ontstaat tussen beeld en tekst.