unit 3 lesson 4

 Today 
Reading James 
Check homework exercise 1, and 2.
Practice present continuous/present simple 
Create sentences
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Today 
Reading James 
Check homework exercise 1, and 2.
Practice present continuous/present simple 
Create sentences

Slide 1 - Slide

new words

Slide 2 - Mind map

Listen and draw

Slide 3 - Slide

Today 
Wordtrainer unit 3 lesson 4 (10 minutes) 
review homework 
Writings assignment 
Repeat present continuous 

Slide 4 - Slide

Uitzonderingen PC
1. Live -> living
2. die -> dying (study = studying) 
3. travel -> travelling 

Slide 5 - Slide

Wat weet je nog over de Present Continuous?
Present continuous

Slide 6 - Mind map

Rules for the test:
1. De betekenis van het woord moet duidelijk naar voren komen. Als het woord afgedekt wordt moet het te raden zijn.
Het woord mag aangepast worden (meervoud/VT-TT)
Per zin krijg je 2 punten – 1 punt voor correcte betekenis van het woord in de zin en 1 punt voor spelling, grammatica etc.



Slide 7 - Slide

Great!
Needs a bit more work 
Try again
What is your best sentence?

Slide 8 - Mind map

Maak een zin met de present continuous: (?) (read)

Slide 9 - Open question

homework 
Create sentences for the words nr. 24 - 48 (test next week) 
Unit 3  lesson 5 exercise 3,4,5,6 (online) 

Slide 10 - Slide

Maak een zin met de present continuous: Kies +,- of ?.

Slide 11 - Open question

My mother is cooking at the moment. 
I read a book every day.
We take the bus on the weekends.
We are taking the bus right now. 
My brother cooks on Monday. 
I am reading a book.
Present simple 
Present continuous

Slide 12 - Drag question

Wat zijn signaalwoorden van de present continuous?

Slide 13 - Open question

Maak een zin met de present continuous: (-) (walk)

Slide 14 - Open question

Maak een zin in de present continuous: (+) (swim)

Slide 15 - Open question

Maak een zin met de present continuous (-) (sleep).

Slide 16 - Open question

Work 
exercise 9, 10, 
Study words unit 3 lesson 1+2 


Slide 17 - Slide

Homework
Use the rest of the lesson to make sentences with the words from the wordlist. 
Remember the rules, grammar, spelling, meaning of the word, and word order (wie doet wat waar wanneer). 

Slide 18 - Slide