Thema 6- les 9 - wordenschat bij spelletjes

lesdoel
Ik leer woorden bij het thema spelletjes.
Ik leer wat uitdrukkingen zijn en hoe je de betekenis ervan in een woordenboek kunt vinden.
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

lesdoel
Ik leer woorden bij het thema spelletjes.
Ik leer wat uitdrukkingen zijn en hoe je de betekenis ervan in een woordenboek kunt vinden.

Slide 1 - Diapositive

taalboek blz. 44

Slide 2 - Diapositive

loslaten
laten gaan

ik laat los
ik liet los
ik heb losgelaten
Boosheid en woede moet je altijd snel loslaten. Dat is namelijk helemaal niet leuk en helpt je niet.

Slide 3 - Diapositive

de triomf
de grote overwinning
Ik win nooit iets tot laatste. Toen won ik in één keer een tekenwedstrijd. Dat voelde als een grote triomf.

Slide 4 - Diapositive

variëren
afwisselen

ik varieer
ik varieerde
ik heb gevarieerd
Altijd hetzelfde eten is niet leuk. Je moet variëren. Dat gaat eten ook nooit vervelen.

Slide 5 - Diapositive

verwijderen
weghalen

Ik
verwijder
ik verwijderde
ik heb verwijderd
Rotte appels moet je uit de fruitschall verwijderen, anders worden de andere appels ook rot.

Slide 6 - Diapositive

op visite gaan
mensen thuis bezoeken

Ik ga op visite
Ik ging op visite
ik ben op visite gegaan
Eke zondag gaan wij bij mijn opa en oma op visite. Dat vinden ze altijd erg leuk.

Slide 7 - Diapositive

werpen
gooien

Ik werp
Ik wierp
ik heb geworpen
Je kunt een bal of speer werpen, maar je kunt ook werpen met een dobbelsteen.

Slide 8 - Diapositive

Uitdrukking
Een zin waar je mee vertelt wat er gebeurd. 

Tranen met tuiten=
Heeeeeeel hard huilen

Figuurlijk taalgebruik

Slide 9 - Diapositive

de eerste de beste
Niet verder kijken en de eerste nemen.


Het maakt mij niet uit welke bonbon ik krijg: ik pak gewoon de eerste de beste.

Slide 10 - Diapositive

de kat uit de boom kijken
Alles eerst rustig bekijken, totdat duidelijk is wat je moet doen.


Ik doe nooit meteen mee aan een ruw spelletje. Ik kijk altijd eerst de kat uit de boom.

Slide 11 - Diapositive

iemand een koekje van eigen deeg geven
Iemand op dezelfde manier vervelend behandelen als hij of zij jou heeft behandeld.


Mijn zusje pakt altijd mijn favoriete speelgoed. Nu heb ik haar een koekje van eigen deeg gegeven en haar pop gepakt.

Slide 12 - Diapositive

over de rooie gaan
uit woede tekeer gaan.


Als ons team verleist met voetbal dan gaat onze keeper helemaal over de rooie. Hij kan niet tegen zijn verlies.

Slide 13 - Diapositive

iemand de stuipen op het lijf jagen.
iemand erg laten schrikken of bang maken.


Ik heb mijn broer de stuipen op  het lijf gejaagd. Ik had mij achter een struik verstopt en kwam gillend tevoorschijn.

Slide 14 - Diapositive

uit het veld geslagen zijn
in de war gebracht, niet meer weten wat te doen.


Ik dacht dat ik mijn toets goed had heleerd, maar ik had een één. Nu ben ik helemaal uit het veld geslagen.

Slide 15 - Diapositive

Maak de zin af met de juiste uitdrukking
Jort was verlegen en keek eerst ....................................
A
de koe uit de boom
B
de kat uit de boom

Slide 16 - Quiz

Maak de zin af met de juiste uitdrukking
Als Maartje boos s gaat zee soms over de ........
A
rode
B
gele

Slide 17 - Quiz

Maak de zin af met de juiste uitdrukking
Maurice gaf Axel ...................................
A
broodje van eigen deeg
B
koekje van eigen deeg

Slide 18 - Quiz

Maak de zin af met de juiste uitdrukking
Bas joeg Otto ................
A
de stippen op het lijf
B
de stuipen op het lijf

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

figuurlijk
letterlijk
niet letterlijk
precies
dat je heel erg aardig bent
dat je hart van goud is gemaakt.

Slide 21 - Question de remorquage

Als je een uitdrukking in het woordenboek opzoekt, kijk je bij het eerste zelfstandig naamwoord van die uitdrukking. Bij welk woord zoek je de volgende uitdrukkingen op?
A
een
B
appel
C
voor
D
dorst

Slide 22 - Quiz

Als je een uitdrukking in het woordenboek opzoekt, kijk je bij het eerste zelfstandig naamwoord van die uitdrukking. Bij welk woord zoek je de volgende uitdrukkingen op?
A
met
B
je
C
neus
D
kijken

Slide 23 - Quiz

Als je een uitdrukking in het woordenboek opzoekt, kijk je bij het eerste zelfstandig naamwoord van die uitdrukking. Bij welk woord zoek je de volgende uitdrukkingen op?
A
zwijgen
B
als
C
het
D
graf

Slide 24 - Quiz

heel erg boos zijn
Iemand laten schrikken
Verlegen zijn en afwachten
Iemand op dezelfe manier vervelend behandelen als hij/zij jou heeft behandeld
iemand de stuipen op het lijf jagen
iemand een koekje van eigen deeg geven.
over de rooie gaan
de kat uit de boom kijken

Slide 25 - Question de remorquage

Welke uitdrukking past bij welk gezicht?

Slide 26 - Question de remorquage

taal
ga oefenen met de nieuwe woorden en uitdrukkingen die je hebt geleerd.

Slide 27 - Diapositive