Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Herhaling thema 6
Taal op maat
Slide 1 - Diapositive
automatiseren
A
Iets in elkaar zetten.
B
Het niveau.
C
Zorgen dat het automatisch, als vanzelf gaat.
D
Te maken hebben met de werkelijkheid.
Slide 2 - Quiz
Weet je nog?
Slide 3 - Diapositive
Mijn computer slaat veel gegevens op. Wat is het hele werkwoord van slaat op?
Slide 4 - Question ouverte
Zij maakt haar huis schoon. Wat is het hele werkwoord van maakt schoon?
Slide 5 - Question ouverte
Dat gaat volledig geautomatiseerd. Wat is het hele werkwoord van geautomatiseerd?
Slide 6 - Question ouverte
Ik voeg twee eetlepels water toe. Wat is het hele werkwoord van voeg toe?
Slide 7 - Question ouverte
realistisch
A
Bewaren voor later gebruik.
B
In iets anders veranderen.
C
Te maken hebben met de werkelijkheid.
D
Paraat, klaar om te gebruiken.
Slide 8 - Quiz
Stand-by
A
Paraat, klaar om te gebruiken.
B
Bewaren voor later gebruik.
C
Zorgen dat iets automatisch gaat.
D
Het niveau.
Slide 9 - Quiz
Engelse woorden in het Nederlands
De Nederlandse taal verandert steeds. Veel nieuwe woorden komen uit de Engelse taal.
Bijvoorbeeld: chatten e-mail online printen
Slide 10 - Diapositive
Welke Engelse leenwoorden ken jij?
Slide 11 - Carte mentale
Wat is het Engelse leenwoord? Tussen Utrecht en Maastricht rijdt een intercity.
Slide 12 - Question ouverte
Wat is het Engelse leenwoord? In haar vrije tijd gaat ze shoppen.
Slide 13 - Question ouverte
Weet je nog?
Bij een uitdrukking gebruik je figuurlijk taalgebruik: je bedoelt niet letterlijk wat je zegt. Bijvoorbeeld: een hart van goud hebben = een goed mens zijn voor anderen, je bent heel aardig. Je hebt niet letterlijk een hart van goud.
Hoe zoek je een uitdrukking op in het woordenboek? Kijk bij het eerste zelfstandige naamwoord.
Slide 14 - Diapositive
De kat uit de boom kijken.
A
Niet verder kijken en de eerste nemen.
B
Alles eerst rustig bekijken, totdat duidelijk is wat je moet doen.
C
Iemand op dezelfde manier vervelend behandelen als hij of zij jou heeft behandeld.
D
Uit woede tekeer gaan.
Slide 15 - Quiz
Welke uitdrukking past bij het plaatje?
Slide 16 - Question ouverte
Welke uitdrukking past bij het plaatje?
Slide 17 - Question ouverte
Iemand een koekje van eigen deeg geven. Wat is het eerste zelfstandige naamwoord?
Slide 18 - Question ouverte
Uit het veld geslagen zijn. Wat is het eerste zelfstandige naamwoord?
Slide 19 - Question ouverte
Uit het veld geslagen zijn.
A
Niet verder kijken en de eerste nemen.
B
Alles eerst rustig bekijken, totdat duidelijk is wat je moet doen.
C
In de war gebracht zijn, niet meer weten wat je moet doen.