2EM Dienstag, den 24. Juni 2025 Modalverben Kapitel 8 und 10

Dienstag, den 24. Juni 2025
  • Willkommen
  • Lernziele
  • Konjugieren (vervoegen) schwache Verben
  • Modalverben Kapitel 8 und 10
  • Machen Aufgaben
  • Hausaufgaben 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Dienstag, den 24. Juni 2025
  • Willkommen
  • Lernziele
  • Konjugieren (vervoegen) schwache Verben
  • Modalverben Kapitel 8 und 10
  • Machen Aufgaben
  • Hausaufgaben 

Slide 1 - Diapositive

Lernziele
  • Je kunt de Modalverben: können, dürfen müssen, wissen, sollen, wollen, mögen en mochen in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kent de vertaling van deze Modalverben

Slide 2 - Diapositive

Wat komt er standaard achter de stam bij zwakke werkwoorden. Vul in:
i . d . e . w . i . s . (verticaal)

Slide 3 - Question ouverte

Schrijf zoveel mogelijk op over Modalverben. Seiten 78 + 81
Wat zijn verschillen?
Wat zie je nog meer?

Slide 4 - Question ouverte

Wat valt je op aan het Modalverb sollen?

Slide 5 - Question ouverte

Wat valt je op/is anders bij het Modalverb möchten?

Slide 6 - Question ouverte

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben twee belangrijke verschillen t.a.v. vervoeging zwakke werkwoorden:

  1. de enkelvoud: ich, du, er, sie, es krijgt de stam een klinkerwisseling.   Bijv. 'ich kann' en 'wir können', 'er weiß, wir wissen'
  2. bij ich en er, sie, es krijg je géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss
  4. sollen -> stam blijft soll

Slide 7 - Diapositive

Grammatik   Seiten 78-79
  • Selbständig machen Aufgaben 18, 20 und 21
  • Fertig: Lesen Grammatik (grün) Seiten 78 und 81
  • Besprechen Aufgaben 18, 20 und 21.

Slide 8 - Diapositive

Grammatik   Seite 79
  • Aufgabe 19 Theorie anwenden -> Hören
  • Zusammen machen.
  • Besprechen.

Slide 9 - Diapositive

Vertaling Modalverben NLD:
  • können
  • dürfen
  • müssen
  • wissen
  • sollen
  • wollen
  • mögen
  • möchten

Slide 10 - Diapositive

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/manniet et    →   als uitgang
er/sie/es/man möcht                    er/sie/es/man antwortet

Slide 11 - Diapositive

Wat heb je geleerd m.b.t. vervoegen zwakke werkwoorden en Modalverben?

Slide 12 - Question ouverte

Hausaufgaben Woche 26         
Laptop
Etui

Mitnehmen!!!


Slide 13 - Diapositive

Zum Schluss!!

Slide 14 - Diapositive

Grammatik   Seiten 81 + 83
  • Selbständig machen Aufgaben 25, 26 und 29
  • Fertig: Lesen Grammatik (grün) Seiten 78 und 81
  • Besprechen Aufgaben 25 und 26

Slide 15 - Diapositive

Modalverben 
  • Wat is het verschil tussen stam zwakke werkwoorden en Modalverben?
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden wordt de stam anders bij Modalverben?
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Bij welke persoonlijke voornaamwoorden is er dus géén uitgang achter de stam?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben?
  • Wat betekenen de Modalverben?

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Modalverben: 
  • Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 
  • Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.
  • In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 18 - Diapositive