15.2 Populaties

15.2 Populaties





Hoe kan er leven zijn in de diepzee?
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

15.2 Populaties





Hoe kan er leven zijn in de diepzee?

Slide 1 - Diapositive

Even herhalen

Slide 2 - Diapositive

Neem tabel over en vul in:
Celwand?
Celkern?
Grote vacuole?
Chloroplasten?
Dieren
Planten
Schimmels
Bacteriën

Slide 3 - Diapositive

BINAS 78 De vier rijken

Slide 4 - Diapositive

Producenten
Consumenten
Reducenten
Autotroof
Heterotroof
Anorganisch naar organisch
Organisch naar organisch
Organisch naar anorganisch
Fotosynthese
Chemosynthese
Algen
Planten
Schimmels
Bacteriën

Slide 5 - Question de remorquage

Slide 6 - Diapositive

Geef een omschrijving van netto primaire productie

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

We vergelijken een koe met een vos. Wie heeft er een Pn/A verhouding? Leg uit.

Slide 9 - Question ouverte

Populatiedynamiek

Slide 10 - Diapositive

Habitat en niche
Habitat:
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren.

Niche:
De wijze waarop de soort de biotische en abiotische factoren in de habitat gebruikt en dus de habitat beïnvloedt.

Slide 11 - Diapositive

Ecosysteem/ habitat/ niche
Een ecosysteem bevat verschillende habitats.
En verschillende niches binnen de habitats.
Soorten kunnen naast elkaar leven binnen habitats, hun onderlinge relatie blijkt uit hun niches. 
Bij overlapping in niche is er concurrentie.

Slide 12 - Diapositive

Ecosysteem/ habitat/ niche
Soort A en B leven deels in
hetzelfde habitat.
Dit betekent nog niet dat ze 
directe invloed op elkaar 
hebben.

Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 13 - Diapositive

Ecosysteem/ habitat/ niche
De niche in het overlappende 
deel van de habitat bepaalt
of de soorten elkaar kunnen
beïnvloeden.

Overlapt de niche dan is sprake
van concurrentie.



Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 14 - Diapositive

Gradiënt ecosysteem

Voordeel: veel habitats en dus veel niches: 
grote biodiversiteit

Slide 15 - Diapositive

Eilandtheorie
Beschrijft de biodiversiteit in relatie tot de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem) en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).

BINAS 93C


Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven.
Klein eiland: weinig niches -> veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
Groot eiland: veel niches -> minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.

Groene lijnen in de grafiek.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land (bron van migratie)
Dichtbij: veel migratie 
Ver weg: weinig migratie 
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare niches.

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Eilandtheorie
Dynamisch evenwicht: het punt waarop de immigratie gelijk is aan de snelheid van uitsterven.
De biodiversiteit blijft gelijk.
Er verdwijnen wel soorten en die worden vervangen door nieuwe.

Slide 22 - Diapositive

Bij kolonisatie van 4 eilanden, leeft het grootste aantal soorten op het..
A
grootste eiland, dichtbij het vaste land
B
grootste eiland, ver van het vaste land
C
kleinste eiland, dichtbij het vaste land
D
kleinste eiland, ver van het vaste land

Slide 23 - Quiz

Populaties en genetische diversiteit
Twee evolutionaire mechanismen kunnen de genetische diversiteit van een populatie doen dalen/ veranderen:
  • Founder effect
  • Flessenhals effect

Slide 24 - Diapositive

Flessenhals effect
Door een catastrofe wordt een deel van de populatie gedood. De genetische variatie na de catastrofe is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Founder effect
Een kleine groep uit een populatie emigreert en sticht een nieuwe populatie.
De genetische variatie van de nieuwe populatie is kleiner dan die van de oorspronkelijke populatie.
Gebaseerd op toeval.

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Verschil met natuurlijke 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Verschil met natuurlijke selectie
Belangrijk verschil tussen wijzigingen in genetische variatie in een populatie door natuurlijke selectie en foundereffect/ flessenhals effect:
Natuurlijke selectie is niet gebaseerd op toeval maar op verschil in fitness (= relatieve kans op overleven en voortplanten). Founder effect/ flessenhals effect zijn gebaseerd op toeval (= genetic drift).

Slide 34 - Diapositive