Week 8

Week 8
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Week 8

Slide 1 - Diapositive

Lesson 1

Slide 2 - Diapositive

Reading test bespreken

Slide 3 - Diapositive

Eerder klaar?
Unit 4, Lesson 5 Writing opdracht 6 t/m 10 + 12

Slide 4 - Diapositive

Lesson 2

Slide 5 - Diapositive

Nog 5 lessen

Slide 6 - Diapositive

What is the Future?

Slide 7 - Diapositive

Today we are learning 3 words 
Going to be
Will 
Shall

Slide 8 - Diapositive

To be

Welke woorden horen hier bij?

Slide 9 - Diapositive

To be going to
Als je praat over de toekomst praat, 
gebruik je am/are/is + going to +  het hele werkwoord
Wanneer gebruik ik hem?

Slide 10 - Diapositive

To be going to
1. Als je iets in de toekomst hebt afgesproken.
I am going to clean my room.
2. Als er op het moment van spreken aanwijzingen zijn.
It's (it is) going to rain.

Slide 11 - Diapositive

Future
Will

Shall

Slide 12 - Diapositive

Future: Will
Welke vormen van Will heb je?

?

Slide 13 - Diapositive

Future: Will
Welke vormen van Will heb je?
Bevestigend: Will
Ontkennend: Won't 
Afgekort: I'll (I will)

Slide 14 - Diapositive

Future: Will
1. Als je een beslissing neemt terwijl je praat
Can you help me with my homework?
Okay, I will help you with your homework
2. Bij een belofte, wens, verzoek of voorspelling
I will call you later.

Slide 15 - Diapositive

Future: Shall
1. Je kunt shall alleen gebruiken bij I en We.
Shall we go for a walk?
2. Je gebruikt shall om te vragen naar een mening of om iets voor te stellen.
What shall we do about the broken printer?

Slide 16 - Diapositive

Much or many?

Slide 17 - Diapositive

Much or many?
De betekenis is hetzelfde, beide betekenen 'veel' of een synoniem daarvan. 

Er zit echter een verschil in gebruik:

Slide 18 - Diapositive

Many and Much
In vragend en ontkennende zinnen word Many en Much gebruikt

Do you know how many lessons I'll need - Telbaar
I don't need much spending money - ontelbaar

Slide 19 - Diapositive

Many and Much
In bevestigende zinnen word many en much weinig gebruikt.

Om many en much in een bevestigende zin te gebruiken moet er so, as of too in de zin staan.

He has got so many friends - telbaar
I've got as much money as he has - Ontelbaar


Slide 20 - Diapositive

Wanneer gebruik je a lot of?

Slide 21 - Diapositive

A lot of 
A lot of word gebruikt in bevestigende zinnen.
A lot of kan telbaar en ontelbaar zijn.

Slide 22 - Diapositive

A lot of 
Example:

A lot of of money was spent at the carnival.
A lot of employees were happy with their Christmas present.

Slide 23 - Diapositive

(a) little & (a) few
De betekenis van beide woorden is ongeveer hetzelfde. Afhankelijk van waar het over gaat kies je tussen onder andere:

Een paar, een beetje, weinig, enz

Slide 24 - Diapositive

(a) little & (a) few
(a) little
  • uncountable
  • We have little time left to catch the train.
(a) few
  • countable
  • A few of my friends are coming over for my birthday tonight.

Slide 25 - Diapositive

What are TAG-questions?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

What is the present simple?

Slide 29 - Diapositive

What is the present continuous?

Slide 30 - Diapositive

The Present Continuous vs. Present Simple







Tip! Kijk eerst naar het signaalwoord in de zin, zodat je weet welke tijd je moet gebruiken. 
Present continuous
Present simple
Vorm
am/is/are + ww + ing
stam of stam + s
Gebruik
NU
Feit of regelmaat
Signaal
woorden
Now, right now, at the moment
Every day, always, regularly, sometimes

Slide 31 - Diapositive

Hoe maak je de present simple vragend of ontkennend?

Slide 32 - Diapositive

Vragend en ontkennend
Shit regel (He, She en It) Bij deze woorden gebruik je does of does not (doesn't)
Bij I, you, we en they gebruik je Do

Let op!! bij ontkennend en vragend komt er geen -S bij!

Slide 33 - Diapositive

Blooket

Slide 34 - Diapositive

Lesson 3

Slide 35 - Diapositive

Reading
timer
15:00

Slide 36 - Diapositive

Woordvolgorde game

Slide 37 - Diapositive