geluid 6.2(2025)

Startklaar
1. Zitten volgens plattegrond.
2. laptop dicht
6.2 Geluidsbronnen en geluidstrillingen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Startklaar
1. Zitten volgens plattegrond.
2. laptop dicht
6.2 Geluidsbronnen en geluidstrillingen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H6.Geluidsbronnen en geluidstrillingen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
uitleggen hoe je de toonhoogte verandert bij een snaarinstrument;
benoemen wat de rol van een klankkast is;
de trillingstijd en frequentie aflezen;
rekenen met trillingstijd en frequentie.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk je aan
bij geluid?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Geluidsbron

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geluidsbron
Een geluidsbron is iets wat zelf geluid maakt. 

Een radio is dus een geluidsbron.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geluidsbronnen


Geluid ontstaat door trillingen van een geluidsbron. Zoals stembanden, gitaarsnaren of de conus van een luidspreker.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld
Die verplaatsing kun je vergelijken met de rimpeling in het water als je er een steentje in gooit. De plons is daarbij te vergelijken met de geluidsbron. De rimpeling in het water is het geluid dat zich verplaatst.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Trillingen
Geluid bestaat uit trillingen. Deze trillingen komen door de lucht heen in jouw oor. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geluid bestaat uit...
A
trillingen
B
elektronen
C
botsingen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verplaatsen van geluid

Geluid heeft altijd een
tussenstof nodig

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tussenstof
lucht
water
metaal
geluidssnelheid is 340 m/s (1255 km/h)

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eigenschappen van geluid

Geluid kan hard of zacht klinken. Dat noem je geluidssterkte.

Geluid kan ook hoog of laag zijn. Dat noem je toonhoogte.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Frequentie
  •  Aantal                                 trillingen per seconde
 
  • Frequentie wordt gemeten in Hertz (Hz).

Slide 15 - Diapositive

Frequentie: ... zie slide

Stemvork: 

Als je een stemvork aanslaat, beginnen de bennen te trillen, ze bewegen dan elke seconden steeds even vaak heen en weer. 

Als de frequentie 128 Hz is, bewegen de benen van de stemvork 128 keer per seconden. Hoe hoger de frequentie hoe hoger de toon is die je hoort. 
Hoge en lage tonen

De toonhoogte van een geluid meet je in Hertz. Dit noem je de frequentie. 
Dat komt omdat het woord frequentie betekent hoe vaak iets voorkomt. 

Hoe hoger de frequentie, hoe meer trillingen er per seconde voorkomen. 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Frequentie of toonhoogte:
frequentie ( toonhoogte) = het aantal trillingen per seconde
(Dit zegt niet hard of zacht)

hertz = de eenheid voor frequentie

hoe hoger de frequentie hoe hoger de toon !

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stemvork
  • Een stemvork geeft altijd dezelfde toon. 
  • De "benen" van de stemvork trillen elke seconden even vaak heen en weer.
  • De stemvorm staat soms op een klankkast.
  • Door een klankkast wordt het geluid harder.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

van punt A naar punt B is precies één volledige trilling

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Snaarinstrumenten
De hoogte van een toon hangt af van drie dingen: 
  • Dikte van de snaar
  • De lengte van de snaar
  • Hoe strak de snaar staat aangespannen.

Slide 20 - Diapositive

Deze drie component geven een bepaald instrument een bepaalde toonhoogte. 

Een Cello klinkt bijvoorbeeld veel dieper dan de Viool


Toonhoogte van een gitaar

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toonhoogte en frequentie

Slide 22 - Diapositive

Je zegt wel eens dat iets een piep geluid maakt, dit betekend dat het een hoge toon geeft.

Als iets een brom geluid maakt, betekend dit dat het apparaat een lage toon geeft. 

Een lage toon heeft weinig golfjes, die langzaam door de lucht bewegen en een Hoge toon heeft veel golfjes die heel snel door de lucht bewegen. 


Frequentie
frequentie = 1 ÷ trillingstijd

  
f = 1 ÷ T
f=T1

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zichtbaar geluid
Geluid kun je zichbaar maken mbv een oscilloscoop. 

Dit is een apparaat die de trillingen op het scherm laat zien. Door middel van de trillingen op het scherm kun je de frequentie en geluidssterkte meten. 

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

maken en nakijken
 begrijpen 10 t/m 16
beheersen 7 t/m 13
  • Maken en nakijken §6.2
timer
8:00

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
uitleggen hoe je de toonhoogte verandert bij een snaarinstrument;
benoemen wat de rol van een klankkast is;
de trillingstijd en frequentie aflezen;
rekenen met trillingstijd en frequentie.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

lesplanning
  • Uitleg paragraaf 2 hoofdstuk 6 over geluidsbronnen, trillingen, tussenstof, geluidssnelheid (berekeningen) en geluid horen.
  • Learnbeat opdrachten : Begrijpen 10 t/m 16 , Beheersen 7 t/m 13
  • afsluiten met leerdoelen

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions