Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom!
Slide 1 - Diapositive
Planning vandaag
voorlezen
NOS Journaal
opdracht werkwoorden
verder met schrijfopdracht
Slide 2 - Diapositive
voorlezen
Slide 3 - Diapositive
opdracht werkwoorden
We lezen samen de werkwoorden
Onderstreep/arceer de werkwoorden die jij moeilijk vindt
Maak met deze 8 werkwoorden 8 zinnen. Gebruik de verleden tijd en de voltooide tijd.
Slide 4 - Diapositive
oefenblad werkwoordvervoeging bespreken
blad werkwoorden B1 gezamenlijk
blad A2-B1 in een apart groepje
Slide 5 - Diapositive
antwoorden invulblad werkwoorden (B1)
staat, maakt, drinkt, eten, brengt
werkt, beantwoordt, belt, controleert, heeft
kookt, houden, proberen, lezen, kijken
ging, kocht, reisde, zocht
begon, stond, genoot, speelde, zong
liep, nam, vond
Slide 6 - Diapositive
antwoorden invulblad werkwoorden (B1)
heeft gehad, is gegaan, heeft gekocht, heeft bezocht, is geweest
heeft gewandeld, heeft gepraat, heeft genoten, heeft uitgeslapen, heeft gelezen, heeft gemaakt, heeft gewassen, heeft gevoeld/voelde, heeft gedaan, heeft ontspannen
Schrijf een verslag over wat jij de afgelopen week hebt gedaan.
Je schrijft per dag wat je hebt gedaan en hebt meegemaakt. Per dag gebruikt je minimaal twee zinnen. Gebruik voegwoorden, zoals en, want, maar, omdat, dus, voordat, zodat enz.
Je schrijft dus in de verleden tijd of in de voltooide tijd. (zie de woorden op het bord)
Voorbeeld: Op maandag stond ik om 7.00 uur op en ben ik naar school gegaan.