wi 1 TC A2 2.7 en 2.8

Het plan voor vandaag
  • Wat heb je gegeten? Wat heb je gedronken?
  • Heb je tv gekeken?
  • Lezen: Paul & Paula H8
  • Test met de klanken.
  • Huiswerk: maak zinnen met de blauwe woorden..
  • Oefeningen 2.6
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Het plan voor vandaag
  • Wat heb je gegeten? Wat heb je gedronken?
  • Heb je tv gekeken?
  • Lezen: Paul & Paula H8
  • Test met de klanken.
  • Huiswerk: maak zinnen met de blauwe woorden..
  • Oefeningen 2.6

Slide 1 - Diapositive

Dit is een.....

Slide 2 - Question ouverte

Dit is een.....

Slide 3 - Question ouverte

Dit is een.....

Slide 4 - Question ouverte

Dit is een.....

Slide 5 - Question ouverte

Dit is een.....

Slide 6 - Question ouverte

Dit is het....

Slide 7 - Question ouverte

Dit is

Slide 8 - Question ouverte

In het journaal hoor je het

  • het nieuws        

Slide 9 - Diapositive


  • het vuur                

Slide 10 - Diapositive

Let op, dit is ...

  • gevaarlijk            

Slide 11 - Diapositive


  • de brandweer           
  • de brandweerman 

Slide 12 - Diapositive


  • de brand       

Slide 13 - Diapositive

Dit is een nieuwe ...

  • ziekte            

Slide 14 - Diapositive

2000 = 50             van 4000

  • procent    

Slide 15 - Diapositive


  • het ongeluk      
  • de ongelukken

Slide 16 - Diapositive


  • gemiddeld          
  • het gemiddelde

Slide 17 - Diapositive


  • gebeuren            
  • het gebeurt        
  • het is gebeurd   

Slide 18 - Diapositive

De volgorde (van de woorden) in een normale Nederlandse zin =?

Slide 19 - Question ouverte

De volgorde van de woorden in een vraagzin is? Werkwoord--...--...-.........

Slide 20 - Question ouverte

Team 1 en 2
Maak zo snel mogelijk 
goede zinnen met de blauwe woorden van 2.6.

Slide 21 - Diapositive

Zinnen met ''door''
Door geeft een oorzaak (cause/sababon/needen) aan. 


Slide 22 - Diapositive

Zinnen met ''door''

Bijvoorbeeld:
Waarom ben je zo nat?
Door de regen.

Slide 23 - Diapositive

Zinnen met ''door''

Waarom ben je te laat?
De brug was open.
----------Door de brug. 

Slide 24 - Diapositive

Zinnen met ''door''
Waarom heb je je huiswerk niet gemaakt?
-De hond heeft het huiswerk opgegeten.
-----Door de hond.

Slide 25 - Diapositive

Zinnen met ''door''
Waarom heb je je huiswerk niet gemaakt?
-De hond heeft het huiswerk opgegeten.
-----Door de hond.

Slide 26 - Diapositive

Maak nu (in duo's) de opdracht

Slide 27 - Diapositive

Welke zin betekent bijna hetzelfde? Zij weegt het minst.
A
Zij is het dunst.
B
Zij is het dikst.

Slide 28 - Quiz

Welke zin betekent bijna hetzelfde?Het is bijna lente.
A
Het is bijna 21 december.
B
Het is bijna 21 september.
C
Iedereen wordt bijna gek.
D
Het is bijna 21 maart.

Slide 29 - Quiz

Welke zin betekent bijna hetzelfde?Het is bijna herfst.
A
Het is bijna 21 december.
B
Het is bijna 21 september.

Slide 30 - Quiz

Welke zin betekent bijna hetzelfde?
Zij is geslaagd.
A
Zij heeft het examen heel goed gemaakt.
B
Zij heeft het examen heel slecht gemaakt.
C
Zij heeft het examen bijna gehaald.
D
Zij heeft het examen niet gehaald.

Slide 31 - Quiz

Welke zin betekent bijna hetzelfde?
Wij krijgen een ongeluk.
A
Wij krijgen een cadeau.
B
Wij krijgen veel geluk.
C
Wij rijden met onze fiets tegen een boom.
D
Wij rijden niet met onze fiets tegen een boom.

Slide 32 - Quiz

Wat is het gevolg van deze zin?
Ik heb een 7 op toets A en een 8 op toets B.
A
Mijn gemiddelde cijfer is een 7.
B
Mijn gemiddelde cijfer is een 15.
C
Mijn gemiddelde cijfer is een 8.
D
Mijn gemiddelde cijfer is een 7,5.

Slide 33 - Quiz

Schrijf het voltooid deelwoord. Zij heeft veel ....tijdens haar cursus.

Slide 34 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Wij hebben elke dag .......(trainen).

Slide 35 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Hij heeft een heerlijke maaltijd ...(koken).

Slide 36 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Hij heeft een heerlijke maaltijd ...(koken).

Slide 37 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Hij heeft een heerlijke maaltijd ...(koken).

Slide 38 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Ik heb het nieuws over de brand.......(horen).

Slide 39 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Mijn zus is vorige zomer ....(trouwen).

Slide 40 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Mijn zus is vorige zomer ....(trouwen).

Slide 41 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Hij heeft zijn trein.....(missen) en komt later aan.

Slide 42 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Hij heeft zijn trein.....(missen) en komt later aan.

Slide 43 - Question ouverte

Schrijf het voltooid deelwoord. Ik heb vandaag hard .......(werken) aan mijn huiswerk.

Slide 44 - Question ouverte

Tijd over? 2.7 filmpje laten zien
maak de oefeningen in je boek/ maak de herhaalopdrachten op je telefoon. 

Slide 45 - Diapositive