Beter Lezen les 6
1 / 32
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
de bril
Slide 9 - Question de remorquage
de krant
Slide 10 - Question de remorquage
de bank
Slide 11 - Question de remorquage
de tafel
Slide 12 - Question de remorquage
de neus
Slide 13 - Question de remorquage
de kast
Slide 14 - Question de remorquage
wat is dit?
A
de bril
B
de brief
C
de bil
Slide 15 - Quiz
wat is dit?
A
de kramp
B
de krant
C
de klant
Slide 16 - Quiz
wat is dit?
A
de wafel
B
de takel
C
de tafel
Slide 17 - Quiz
wat is dit?
A
de kast
B
de kas
C
de kat
Slide 18 - Quiz
wat is dit?
A
het pand
B
de bank
C
de baan
Slide 19 - Quiz
wat is dit?
A
de reus
B
de muis
C
de neus
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Henk wil een brief lezen.
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
Henk pakt de bril
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
De vrouw van Henk zoekt de bril.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Henk en zijn vrouw lachen.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Wat is goed?
A
Het meisje zit op de bank.
B
Hij eet de bank.
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Diapositive
Wat is goed?
A
Hij leest een kast.
B
Hij leest een brief.
Slide 28 - Quiz
Wat is goed?
A
Zij doet de zoekt aan.
B
Zij zoekt haar jas.
Slide 29 - Quiz
Wat is goed?
A
Hij is blij. Hij lacht.
B
Hij is boos. Hij lacht.
Slide 30 - Quiz
Wat is goed?
A
De man is dom.
B
De tas is dom.
