het werkwoord hebben

1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsISK

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Start Les
Telefoons in de kluis
Jassen aan de kapstok
Laptops/schrift/pen op tafel
Klaar voor de les!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het werkwoord hebben
Doel: aan het einde van deze les kunnen leerlingen het werkwoord hebben correct vervoegen en in een zin gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een werkwoord?
 werkwoord = doe woord
activiteit: een werkwoord doet iets.
zingen, dansen, lezen, 

Tekst

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Werkwoord Hebben
Hebben betekent dat je iets bezit bijvoorbeeld: Ik heb een boek.
  • I have a book
  • Yo tengo un libro
  • У мене є книга (U mene ye knyha)
  •  Thai: ฉันมีหนังสือ (Chăn mī nǎngs̄ụ̄)
  •  Arabisch: لدي كتاب (Ladaya kitab)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Werkwoord Hebben
Hebben geeft gevoelens of eigenschappen aan : Ik heb honger
  •  “Я голодний” (відчуття або стан).
  • Tengo hambre
  • I'm hungry
  • ฉันหิว” (ความรู้สึกหรือสถานะ)
  • أنا جائع” (امتلاك شعور أو حالة)

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Werkwoord: Zijn
1
Het werkwoord Hebben:
Ik heb
Jij/Je hebt
Hij/Zij heeft
U heeft
Wij/Jullie hebben
Zij hebben

Enkelvoud
1 persoon
Meervoud
meer personen

Slide 9 - Diapositive

herhaal 3x
schrijf het op in je schrift
Schrijf in je schrift
Vergeet de datum niet!

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vervoeg hebben:

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb slaap
Jij hebt een auto

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij heeft een fiets
Zij heeft rood haar

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

U heeft een kat
U heeft een boot

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij hebben huiswerk
Jullie hebben een bal

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ze hebben een kat

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij (enkelvoud) .... een schooltas.
A
heb
B
heeft

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik.... blauwe ogen.
A
heb
B
hebt

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik.... zwart haar.
A
heeft
B
heb

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij .... een liniaal.
A
heb
B
heeft

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jullie .... gele laarzen.
A
heb
B
hebben

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij .... een bruine sjaal.
A
heb
B
heeft
C
hebt

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij (meervoud) ...... een paraplu.
A
hebben
B
heeft
C
hebt

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij (meervoud) ...... een jas.
A
heb
B
hebben
C
heeft

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij ...... een fiets .
A
hebben
B
heb
C
heeft

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jij .... een roze auto.
A
heb
B
heeft
C
hebt

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij .... een wit konijn.
A
heb
B
heeft
C
hebt
D
hebben

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij (meervoud) ...... een marmot.
A
hebben
B
heeft

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik.... een blauwe vlinder.
A
heb
B
hebt

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tim.... een schildpad.
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


De zebra .......zwarte en witte strepen.
A
heb
B
heeft

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ... een potlood.

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je ... een map.

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ... een mooie hond.

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij .... een rode jas.

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij (enkelvoud).... kort haar.

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn zus .... lang haar.

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

U .... een boek.

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij .... een leuke klas.

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Jullie .... een lieve moeder.

Slide 40 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ze (meervoud) .... honger.

Slide 41 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaal het werkwoord
Hebben

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Werkwoord: Zijn
1
Het werkwoord Hebben:
Ik heb
Jij/Je hebt
Hij/Zij heeft
U heeft
Wij/Jullie hebben
Zij/Ze hebben

Enkelvoud
1 persoon
Meervoud
meer personen

Slide 43 - Diapositive

herhaal 3x
schrijf het op in je schrift
Zeg na:
1
2
3
Ik
heb
een huis.
Jij /Je
hebt
een hond
Hij
heeft
een boek
Zij
heeft
een auto
heeft
een bal

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zeg na:
1
2
3
Wij/we
hebben
een huis.
Jullie
hebben
een hond
Zij/ze
hebben
een boek

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 46 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 47 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 48 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Disk
Nt2school.nl
Grammatica
Het werkwoord
hebben

timer
5:00

Slide 49 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions