Spreekwoorden
1 / 13
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Waar kun je deze les mee aan de slag?
Ik heb geen huiswerk of vragen.
Ik wil lezen in mijn boek.
Ik wil met mijn huiswerk aan de slag.
Ik heb een vraag over Nederlands.
Slide 3 - Sondage
Spreekwoorden
Slide 4 - Carte mentale
Slide 5 - Diapositive
Noem een spreekwoord en de bijbehorende betekenis.
timer
1:00
Slide 6 - Question ouverte
Wat betekent het spreekwoord?: De appel valt niet ver van de boom.
A
kinderen lijken vaak op hun ouders
B
je moet niet te dicht bij een appelboom gaan staan
C
als je appels wilt, vang ze dan op onder de boom
D
kinderen lijken vaak op hun opa en oma
Slide 7 - Quiz
Wat betekent het spreekwoord?: De hond in de pot vinden.
A
de hond heeft je eten opgegeten
B
je bent te laat voor het eten
C
de hond drinkt uit de wc
D
de hond heeft zijn kop per ongeluk in een pot gestoken
Slide 8 - Quiz
Wat betekent het spreekwoord?: Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
elk huishouden heeft een kat nodig tegen de muizen
B
muizen houden van dansen, maar alleen als de kat er niet is
C
zonder toezicht doen mensen wat ze moeten doen
D
zonder toezicht doen mensen waar ze zin in hebben
Slide 9 - Quiz
Wat betekent het spreekwoord?: Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen.
A
een ezel stoot zich telkens aan een andere steen
B
je maakt steeds dezelfde fout
C
je maakt niet twee keer dezelfde fout
D
een ezel loopt niet vaak tegen een steen aan
Slide 10 - Quiz
De koe bij de horens vatten.
Een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken.
Als er één schaap over de dam is, volgen er meer.
Met iets lastigs beginnen.
Mensen veranderen zelden echt.
Als één persoon iets nieuws geprobeerd heeft, durven anderen ook wel.
