Lezen opfrissen + fictie & boek kiezen, 29/8
1 / 24
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Welke leesstrategie (leesmanier) kies je als je wilt vaststellen waar een tekst over gaat?
A
Oriënterend lezen
B
Globaal lezen
C
Precies lezen
D
Zoekend lezen
Slide 5 - Quiz
Het onderwerp van de tekst noteer je altijd in één woord of maximaal een paar woorden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Wat bedoelen we met 'de hoofdgedachte' van een tekst?
Slide 7 - Question ouverte
Als de schrijver wil dat je zijn mening overneemt, is het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Informeren
Slide 8 - Quiz
Bij de tekstsoort 'een verslag' hoort het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Instrueren
C
Activeren
D
Informeren
Slide 9 - Quiz
In een goede alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin.
Welke zin is (als het goed is) de kernzin?
Welke zin is (als het goed is) de kernzin?
A
De eerste zin
B
De eerste, tweede of laatste zin
C
De eerste of laatste zin
D
De laatste zin
Slide 10 - Quiz
Welke twee functies heeft de inleiding van een tekst?
Slide 11 - Question ouverte
In een slot van een tekst vind je vaak de conclusie of een korte samenvatting. Wat kan je nog meer tegenkomen in het slot?
Slide 12 - Question ouverte
Elke tekst heeft een slot.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
In één alinea mag je altijd meerdere deelonderwerpen besproken worden.
A
Juist
B
Onjuist
