De supermarkt A1

In de supermarkt
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

In de supermarkt

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Nieuwe woorden 

Slide 3 - Diapositive

de supermarkt

Slide 4 - Diapositive

de boodschappen

Slide 5 - Diapositive

de boodschappentas

Slide 6 - Diapositive

de winkelwagen of kar

Slide 7 - Diapositive

het mandje

Slide 8 - Diapositive

betalen

Slide 9 - Diapositive

de bankpas of de pinpas

Slide 10 - Diapositive

de bon

Slide 11 - Diapositive

de openingstijden

Slide 12 - Diapositive

de kassa

Slide 13 - Diapositive

toets

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

vragen in de supermarkt
  • Mag ik iets vragen?
  • Waar staat de melk? 
  • Waar ligt het vlees?
  • Hoe duur is deze kaas? Hoeveel kost deze kaas? 
  • Wil je contant betalen? Nee, graag met pin.
  • Wil je met pin betalen? Ja, graag!
  • Wil je er een tasje bij? Nee, dankuwel.

Slide 25 - Diapositive

Oefenen

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

tas
boodschappen
kar
kaas
open

Slide 42 - Question de remorquage

Hakken - plakken

Welke woorden hoor je?

Slide 43 - Diapositive

kar
klaar
meel
pin
tas
kaas
bon
vis
fruit

Slide 44 - Question de remorquage

Luister goed en zeg na:

Slide 45 - Diapositive

(laatste)
Ik eet veel kaas.
Ik lust graag soep.
Ik pak een kar.
Ik weeg de vis.
Hij gaat met de fiets.
De supermarkt is open.
Zij gaat naar de kassa.
Wij gaan betalen.

Slide 46 - Question de remorquage