Les 25 Ratten

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Welkom

• Jas aan de kapstok
  
• Telefoon in de bak
  
• Kauwgom in de prullenbak
  
• Leg een pen/potlood klaar

Ga rustig zitten.

Start van de les

• Wie is er wel en wie niet?
• Hoe is het met je?
• Wat moet ik weten van je?

Verwachtingen

Tijdens de les:

• Luister je stil mee tijdens de instructie;
• Werken we rustig alleen of samen;
• Doe je actief mee;
• Ben je verantwoordelijk voor je eigen gedrag;
• Mag je altijd om hulp vragen als het even niet lukt.

Wat gaan we doen?

• Terugblikken op de toets
• Voorspellen van het onderwerp
• Lesdoel bespreken
• Woordenschat
• Filmpje
• Actief lezen van de tekst 
• Sleutelvragen en opdrachten maken
• Quiz
• Afsluiting
  

Terugblik

Hoe ging de vorige les?

De toets over Teken!

• Gebruik de tekst om je antwoord uit te halen.
• Nummer elk antwoord en begin aan het begin van een regel bij een nieuwe vraag. 
• Kijk alle bladzijdes na en vergeet de achterkant niet te maken!!
•  Cijfers boven een 8 betekenen de mogelijkheid om een niveau omhoog te gaan. 
• Een 5 of lager, dan ga je een niveau omlaag. 

Voorspellen

Open de les op het digibord.

We voorspellen waar de tekst over gaat. We kijken naar:

1. De titel
2. De tussenkopjes 
3. De afbeeldingen. 

Wat weet je al over dit onderwerp?

Lesdoel

Ik kan:

• De tekst voorspellen. 
• De tekst actief lezen en verbanden leggen.
• De tekst lezen en signaalwoorden herkennen.

Ik weet:

• straks wat over de reden waarom ratten in een stad voorkomen en welke problemen dit geeft.
• straks meer over de positieve en negatieve dingen van ratten.
• straks meer over de overlast en bestrijding van ratten.

Woorden 

Schrijf op je wisbordje en bespreek

AA/A

B/C 

Jeugdjournaal

We kijken naar het filmpje van het Jeugdjournaal.

Verwijswoorden

Je kunt een ander woord uit de tekst op die plaats invullen. Of je kunt een groepje woorden invullen.

 Bijvoorbeeld: hij, ze, het, ik, hem, dit, die, dat,

hun, daar, dan, daarin, ermee.

Verwijswoorden

Bijvoorbeeld:

Ratten maken veel dingen kapot. En ze kunnen ziektes

verspreiden.

Wie of wat zijn ‘ze’?
‘Ze’ zijn ratten.

Ze -> ratten

Lezen

Niveau AA - met de docent

Samen met de docent lees je de stukjes tekst en maak je de sleutelvragen.

Niveau A/B/C - leest zelfstandig de tekst

Je leest zelf de tekst en onderstreept moeilijke woorden en belangrijke stukjes.

Aan de slag 

Niveau A, B en C: Starten zelfstandig 

• A maakt de Sleutelvragen + 2 en 3
• B maakt de Sleutelvragen + 1 en 3
• C maakt de Sleutelvragen + 1, 2 en 3
• Klaar: Woordenschat en andere tekstsoort op de chromebook maken

Niveau AA

• Na het lezen, gelijk de vragen maken (alles), samen overleggen mag.
• Klaar: online maak je de basisles, de woordenschat en andere tekstsoort.

Vragen stellen kan als ik bij je langskom! Zachtjes werken!

Quiz

We spelen de quiz in Nieuwsbegrip.

Afsluiting

Hoe heb jij gewerkt?

Tips voor de volgende keer?

Tops van deze les?