4.3 Herhaling quiz

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

nederlands 4.3

Lezen herhaling 

Wat is een tekstdoel?

wat wil de schrijver wanneer het tekstdoel ''amuseren'' is?

1. de lezer vermaken
2. informatie geven
3. herhalen
4. instructie geven

een nieuwsbericht is een voorbeeld van het tekstdoel.....

1. amuseren
2. informeren

een handleiding is een voorbeeld van het tekstdoel.....

1. informeren
2. amuseren

een stripverhaal is een voorbeeld van het tekstdoel.....

1. amuseren
2. informeren

kan een schrijver meer doelen hebben met zijn tekst?

1. ja
2. nee

Wat is een instructie?

verwijswoorden verwijzen naar andere woorden in de tekst

1. waar
2. niet waar

waarnaar verwijst ''hij'' in de volgende zin:

de hond van Pieter heeft een duur foutje gemaakt. Hij heeft €100 opgegeten.

1. Pieter
2. €100
3. de hond van Pieter
4. foutje

signaalwoorden geven een verband aan tussen woorden of zinnen.

1. niet waar
2. waar

welke signaalwoorden zijn voorbeelden van een opsomming?

1. maar, daarentegen, echter, toch
2. eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra
3. als eerste, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook

welke signaalwoorden zijn voorbeelden van een tegenstelling?

1. maar, daarentegen, echter, toch
2. eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl,
3. als eerste, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook

welke signaalwoorden zijn voorbeelden van een tijdsvolgorde?

1. maar, daarentegen, echter, toch
2. eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl,
3. als eerste, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook