§5 Hoofd- en bijzaken

Hoofd- en bijzaken en feit, mening, standpunt en argument.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofd- en bijzaken en feit, mening, standpunt en argument.

Slide 1 - Diapositive

Woordenlijst
Woordenlijst niet af = mee naar huis en daar afmaken.
Volgende week donderdag inleveren.

Slide 2 - Diapositive

Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.
  • Ik kan kernzinnen herkennen.
  • Ik kan feiten, meningen, standpunten en argumenten herkennen.

Slide 3 - Diapositive

Wat gaan we doen?      
  • uitleg hoofd- en bijzaken & kernzinnen, feit, 
      mening, standpunt en argument.
  • zelfstandig aan het werk

Slide 4 - Diapositive

hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken:
De belangrijkste informatie in een tekst -> vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding of slot).

Bijzaken:
Informatie die niet zo belangrijk is. -> ??

Slide 5 - Diapositive

kernzin
  • Belangrijkste zin van een alinea. 
  • Vaak eerste of laatste zin van de alinea.
  • Soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Slide 6 - Diapositive

Feit
Een feit is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is. Je kunt een feit controleren.
Bijvoorbeeld: Uit onderzoek blijkt dat veel mensen graag verre reizen willen maken.
Je kunt de waarheid van deze uitspraak controleren.

Slide 7 - Diapositive

Mening
Een mening of standpunt is een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening of standpunt kun je het eens of oneens zijn. Je kunt een mening vaak herkennen aan signaalwoorden als ik vind en volgens mij.
Bijvoorbeeld: Ik vind duurzaam reizen erg belangrijk.

Slide 8 - Diapositive

Argument
Als je uitlegt waaróm je een bepaalde mening hebt of als je een mening wilt verdedigen, gebruik je een argument. Een argument herken je aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers.
Bijvoorbeeld: Ik vind duurzaam reizen erg belangrijk (mening), want op die manier help je mee aan het verbeteren van het klimaat en bescherm je het leven op aarde (argument).

Slide 9 - Diapositive

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.

Slide 10 - Quiz

Hoofd- en bijzaken:
Wat zijn bijzaken?
A
Uitleg
B
Toelichting
C
Voorbeelden
D
Feiten

Slide 11 - Quiz

Is de volgende zin een hoofd- of bijzaak?

De topsnelheid is 32 kilometer per uur, heel wat in die tijd.
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 12 - Quiz

Hoofd-en bijzaken staan nooit samen in één alinea.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Volgens mij is zij niet zo aardig.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 14 - Quiz

Ik ga naar huis, omdat ik moe ben
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 15 - Quiz

Ik vind Nederlands een leuk vak.
A
Feit
B
mening
C
argument

Slide 16 - Quiz

Aan het werk
Cursus 1, paragraaf 5: opdracht 1 en 2
Paragraaf 6: opdracht 1 en 2.

Slide 17 - Diapositive