BOL 1 Lesweek 3 (2) Basiscursus 1.2 Schrijven + Taalverzorging 2.1, 2.2 & 2.3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Wat gaan we vandaag doen?

• Terugblikken op vorige week: Basiscursus schrijven 1.1 Voorbereiden & Taalverzorging 2.1 werkwoordspelling (tegenwoordige tijd)
• Verder met Basiscursus schrijven 1.2 Uitvoeren 
• Taalverzorging 2.2 Werkwoordspelling (verleden tijd)
• Taalverzorging 2.3 Voltooide tijd

Terugblik op vorige les:

Even goed kijken.

Hoe schrijf je het woord in de tegenwoordige tijd:
Hij ..... (worden)

Herhaling 

vorige les.

1. word
2. woord
3. wordt
4. word

Zij.... (vinden) hem niet zo aardig.

1. vind
2. vint
3. vindt
4. vin

Ik .... (branden) mijn vingers aan de oven.

1. brand
2. brandt
3. brant
4. brankt

Jij ... (reizen) elke ochtend met het openbaar vervoer.

1. reizt
2. reist
3. reizd
4. reisd

Fred ... (durven) niet van de hoge glijbaan.

1. durvt
2. durft
3. durvd
4. durfd

... Martijn dat ook? Wat ... jij?

1. Vind-vind
2. Vindt-vindt
3. Vind-vindt
4. Vindt-vind

.... (worden) wakker! Anders kom je te laat.

1. Word
2. Wordt
3. Wort
4. Woord

Hoe ging het?

goed

redelijk

matig

onvoldoende

Nieuwe theorie

1.2 Basiscursus schrijven: Uitvoeren

Waar en hoe schrijf jij het liefst een tekst?

Woordkeuze & publiek:

Zelfstandig aan de slag:

Basiscursus schrijven 1.2 Uitvoeren: Maak opdracht 3 & 4.

2.2 & 2.3 Taalverzorging (werkwoordspelling voltooide tijd)