1.5 Feit, mening en argument en 1.6 Aantekeningen maken en samenvatten

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

§1.5 Feit, mening en argument

Welkom!

Leerdoel:

Je weet wat een feit is.

Je weet wat een mening is.

Je weet wat een argument is. 

Een terugblik op de vorige les:

Hoe noem je woorden die wijzen op een verband tussen zinnen en alinea's?

1. trefwoorden
2. signaalwoorden
3. uitdrukkingen
4. werkwoorden

Wat voor verband geeft het signaalwoord 'Echter' aan?

1. OORZAAK-GEVOLG
2. TIJD
3. TEGENSTELLING
4. CONCLUSIE

Wat voor verband geeft het signaalwoord 'Zoals' aan?

1. OORZAAK-GEVOLG
2. TIJD
3. TEGENSTELLING
4. TOELICHTING

Wat voor verband geeft het signaalwoord 'Doordat' aan?

1. OORZAAK-GEVOLG
2. TIJD
3. TEGENSTELLING
4. TOELICHTING

      Teksten kunnen feiten, meningen of argumenten bevatten.

signaalwoord van reden:

Schrijf een feit op:

Feiten

• Ananas heeft twee jaar nodig om te groeien.
• Het eerste mobiele telefoongesprek werd gedaan op 3 april 1973 in New York City.
• Een paard drinkt gemiddeld 30 tot 60 liter water per dag!

8 feiten over jouw hart

1. Je hart weegt tussen de 250 en 300 gram.
   
   
2. De harten van vrouwen kloppen sneller.
   
3. Voldoende slaap helpt om je hart gezond te houden.
   
4. Teveel slaap is ook niet goed voor je hart.
5. Je hartslag schommelt de hele dag door.
6. Je hart is een spier
7. Wandelen is goed voor je hart.
8. Je hart zit ongeveer in het midden van het lichaam.

Schrijf een mening op:

Meningen

1. Ik vind spruitjes lekker maar mijn vriendin vindt ze lekker.
2. Ik vind jou vervelend.
3. Polen betalen geen belasting. 

Schrijf een argument op:

Sterke argumenten:

• Een sterk argument is juist en vaak onderbouwd met feiten   en of wetenschappelijke onderzoeken. 
• Een sterk argument gaat over het onderwerp of de discussie en wijkt daar niet van af. 

Zwakke argumenten / drogredenen

• Zwakke argumenten zijn vaak subjectief en niet verder         onderbouwd.

• Zwakke argumenten zijn onjuiste argumenten. De     informatie klopt niet.

Geef nu zelf een voorbeeld van een drogreden:

Als je wilt weten of een tekst betrouwbaar is, waar kijk je dan naar?

Spanje is een leuk land.

1. feit
2. mening
3. argument

Ik ga naar Spanje, omdat mijn familie daar woont.

1. mening
2. argument
3. feit

In Teotihuacan (Mexico-Stad) staan piramides.

1. argument
2. mening
3. feit

Je gaat nu zelfstandig aan de slag!

Maak: 1.5 Feit, mening en argument, opdracht 2,3, 4 en 5 en