Wat? Lees blz. 136 en maak opdracht 4 . Hoe? Op jouw laptop (Word). Alleen? Ja, voor jezelf. Praten? Nee, voor jezelf. Tijd? 10 minuten. Daarna? Bespreken goede antwoorden.
Slide 5 - Diapositive
Antwoorden opdracht 4
1 engelen
2 cafés
3 knieën
4 steden
5 abonnees
Slide 6 - Diapositive
Antwoorden opdracht 4 (vervolg)
6 monniken
7 baby’s
8 cadeaus
9 diëten
10 aardappelen, aardappels
11 runderen
12 ziekten, ziektes
Slide 7 - Diapositive
Hoe spel je het meervoud van 'oma'?
A
Omaas
B
oma's
C
oma
D
omi
Slide 8 - Quiz
Hoe spel je het meervoud van 'stad'?
A
Stadden
B
stads
C
stede
D
steden
Slide 9 - Quiz
Hoe spel je het meervoud van 'vee'?
A
Veeën
B
vees
C
vee
D
Veën
Slide 10 - Quiz
Hoe spel je het meervoud van 'fee'?
A
Feeën
B
Fees
C
feën
D
fee
Slide 11 - Quiz
Hoe spel je het meervoud van 'cliché'?
A
cliché's
B
clichees
C
cliches
D
clichés
Slide 12 - Quiz
Verdieping (vwo):
Voor woorden die eindigen op een -e met een accent aigu is de apostrof niet nodig: in cafés en satés zorgt het accent aigu ervoor dat deze meervouden goed worden uitgesproken.
Slide 13 - Diapositive
Maak tot slot de quizvragen op slides 16 t/m 18
Slide 14 - Diapositive
Ik begrijp alle regels voor de meervoudsvormen (znw) goed.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
Slide 15 - Quiz
Ik weet waarom ik bij het meervoud van woorden zoals 'oma' een apostrof moet schrijven.
A
Ja, dat begrijp ik.
B
Nee, geen idee.
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Vidéo
Einde van de les
Volgende les: spoonerisme en herhaling regels voor meervoudsvormen.