b1 les 8

• Nederlands
• ISK

B1 

Lesplan

1.  Check in: Hoe gaat het met je?

2. praatplaat

4. oefeningen

5. Spreken

6. Grammatica meervoud

7. spreken

8. Dictee

Kies uit

🍫 Chocolade of chips?

🌆 Wonen in de stad of wonen op het platteland?

📚 Een boek lezen of een film kijken?

✈️ Op vakantie met vrienden of met familie?

🐶 Een hond of een kat als huisdier?

Kies één van de twee opties en leg uit waarom. Gebruik zinnen zoals:

– Ik kies voor ... omdat ...

– Ik vind ... leuker, want ...

woorden

de aanpak

afwisselend

de beperking

de diagnose

functioneren

de mogelijkheid

de uitslag

vertrouwelijk

Ik ga even naar buiten want ik heb.............. aan frisse lucht.

1. noodzakelijk
2. chronisch
3. dorst
4. behoefte

De student ..................... het leren van de Nederlandse taal ..................... werken,

1. met/combineert
2. combineert/met
3. leert/van
4. van/leert

Om een goede baan te krijgen is het ................................ om Nederlands te leren.

1. noodzakelijk
2. geestelijk
3. werkelijk
4. behoefte

In het weekend gaat de .................. met zijn kleinkind naar de bioscoop.

1. bejaarde
2. baby
3. instantie
4. rolstoel

Het jongetje is van zijn step gevallen. Zijn moeder ........................... hem.

1. langdurig
2. troost
3. past zich aan
4. toeneemt

De ....................... is ernstig ziek en moet lang in het ziekenhuis blijven.

1. medisch
2. verpleeghuis
3. patiënt
4. langdurig

De docent vergeet veel.
Zijn ................. is slecht.

1. ont heugen
2. heug
3. heugen
4. geheugen

wordwall.net

dictee

Op een koude ochtend fietste Lisa naar haar werk toen het plotseling begon te sneeuwen.

Ze had geen handschoenen bij zich en haar vingers werden helemaal rood van de kou.

Toen ze eindelijk aankwam, kreeg ze een warme kop thee van haar collega.

Wat zou jij doen?

Stel: je leeft in een tijd waarin vrouwen nog niet mogen stemmen.

Zou jij protesteren?

Je bent een jonge leider van een klein land.

Zou jij samenwerken met een groter land om vrede te bewaren, ook als je dan minder macht hebt?

Tijdens een oorlog moet je kiezen: helpen in het verzet of proberen zelf veilig te blijven.

Wat zou jij doen?

Wat heb je geleerd?

- Wat vond je van de les?

- Wat heb je geleerd?

- Wat wil je volgende week leren?