8.1.3 voorzetsel en rangtelwoord

8.1.3 voorzetsel en rangtelwoord
Groep 5: Ik weet wat een voorzetsel is.
Groep 6: Ik weet wat een rangtelwoord is.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

8.1.3 voorzetsel en rangtelwoord
Groep 5: Ik weet wat een voorzetsel is.
Groep 6: Ik weet wat een rangtelwoord is.

Slide 1 - Diapositive

Het voorzetsel
Het voorzetsel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd.

Ik zeg altijd: kastwoorden
op de kast, in de kast, naast de kast, uit de kast, tegen de kast.

Slide 2 - Diapositive

Voorzetsel ja of nee?
Selma kijkt uit HET raam.
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Voorzetsel ja of nee?
Er vliegt een specht OVER de struiken.
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Voorzetsel ja of nee?
Het beestje LANDT op het dak.
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Voorzetsel ja of nee?
Het pikt TEGEN de dakpannen.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Voorzetsel ja of nee?
Dat gebeurt MET veel geluid.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Voorzetsel ja of nee?
Dan fladdert DE vogel weg.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Rangtelwoorden
De vorige keer hebben we de telwoorden geleerd.
Telwoorden geven een hoeveelheid aan.
Bijv: twee dozen. 

Rangtelwoorden geven een volgorde aan. Het is te herkennen aan -de of -ste achter het telwoord.
Bijv. De eerste plaats. De tweede plek

Slide 9 - Diapositive

Wat is het rangtelwoord?
Barry is voor de eerste keer in de jungle.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het rangtelwoord?
Het is de tweede expeditie voor hem.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het rangtelwoord?
Het telt de lianen die hij ziet. Dit is de achtste.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het rangtelwoord?
Het regent al voor de derde dag.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het rangtelwoord?
Linda loopt als negende in de rij.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het rangtelwoord?
Dit is mijn zesde insectenbeet.

Slide 15 - Question ouverte