GT2 Les 3: Vraag

Inloop
-Ga op je eigen plek zitten (plattegrond)
-Pak en zet je spullen op tafel
-Inloggen in LessonUp
Spullen nodig voor vandaag:
-Laptop 
-Pen
-Werkboekje



1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Inloop
-Ga op je eigen plek zitten (plattegrond)
-Pak en zet je spullen op tafel
-Inloggen in LessonUp
Spullen nodig voor vandaag:
-Laptop 
-Pen
-Werkboekje



Slide 1 - Diapositive

Les 3
Vraag

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning
Lesdoel: 
Terugblik: Omzet                                                         (5min)
Voorkennis:                                                                    (5min)
Instructie: Vraag                                                        (10min)
Begeleid inoefenen: Bordvragen                        (5min)
Zelfstandig oefenen: Werkblad                          (15min)
Huiswerk: Werkblad
Evaluatie:                                                                        (5min)

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
We gaan een rekenvraag beantwoorden en daarna 
beginnen we aan de instructie. 

Slide 4 - Diapositive

Een schoenenwinkel verkoopt
30 paar schoenen voor €64,99
per stuk. Hoeveel is de Omzet?
A
30 x €64,99 = €1949,70
B
30 x €65 = €1950
C
60 x €64,99 = € 3899,40
D
60 x €65 = € 3900

Slide 5 - Quiz

Nakijken

Slide 6 - Diapositive

Lesdoelen
1. Ik kan het begrip vraag uitleggen

2. Ik kan uitleggen hoe de vraag invloed heeft op de prijs van een product

3. Ik kan berekenen hoeveel de vraagprijs is aan de hand van een tabel

Slide 7 - Diapositive

Voorkennis
We gaan een video kijken over de switch 2. Er komen 
daarna twee vragen die we moeten beantwoorden.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

De prijs van de switch 2 is 469 euro. Hoeveel mensen denk je gaan de switch 2 kopen?
A
Heel weinig mensen
B
Weinig mensen
C
Veel mensen
D
Heel veel mensen

Slide 10 - Quiz

Stel de prijs van een switch 2 verandert naar 300 euro. zullen er meer of minder mensen een switch 2 kopen?
A
Minder mensen
B
Meer mensen

Slide 11 - Quiz

Instructie (1/3)
Vraag is het aantal producten of diensten dat 
mensen willen Kopen bij een bepaalde Prijs.

Hoe Lager de prijs, hoe meer mensen het willen kopen.
Hoe Hoger de prijs, hoe minder mensen het willen kopen.

Slide 12 - Diapositive

Instructie (2/3)
Voorbeeld
Een flesje frisdrank kost:
• €1,00 → veel mensen kopen het
• €2,50 → minder mensen kopen het
De vraag naar een product daalt als de prijs stijgt.
Vraag = hoeveel mensen iets willen kopen, en dat hangt af van de prijs!

Slide 13 - Diapositive

Instructie (3/3)
De Vraag  kan je op verschillende manieren beïnvloeden.
  1.  Promotiebeleid (bijvoorbeeld reclame)
  2. Plaatsbeleid (waar wordt het product verkocht, komen er veel mensen?)
  3. Prijsbeleid (prijs van het product, korting)
  4. Productbeleid (de kwaliteit van het product)

Slide 14 - Diapositive

Begeleid Inoefenen
We gaan een paar scenario's kijken en beantwoorden 
of de vraag stijgt of daalt

Slide 15 - Diapositive

Er is een hittegolf in de zomer. De vraag naar Airco's zal
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 16 - Quiz

Na de zomer wil bijna niemand meer een airco. De vraag naar Airco's zal....
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 17 - Quiz

Na de zomer wil bijna niemand meer een airco. De vraag naar Airco's zal....
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 18 - Quiz

Kai Cenat gaat de nieuwe Nike's promoten. De vraag naar Nike's zal....
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 19 - Quiz

Zelfstandig oefenen
Maak nu les 3 van de werkblad . Je hebt 15 min om dit af te hebben. Je
mag samen met je buurman of buurvrouw werken.


Klaar? Dan mag je een boek lezen of aan school werken

Na 15 min gaan we nakijken


timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Huiswerk
Maak les 3 van je werkblad af

Slide 21 - Diapositive

Evaluatie
Wat vonden jullie van de les?


Wat vond ik van de les?


Wat kunnen we anders doen?

Slide 22 - Diapositive

Lesafsluiting
Vul in:
Hoe _______ de prijs, hoe meer mensen willen kopen.


Hoe _______ de prijs, hoe minder mensen willen kopen.


Volgende les: Aanbod

Slide 23 - Diapositive