Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Voorbereiding Laatste Toets
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel
- Je weet wat verwijswoorden zijn. - Je weet wat signaalwoorden zijn. - Je kent vier tekstverbanden.
Slide 2 - Diapositive
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een woord of woordgroep ergens anders in de tekst. Verwijswoorden zorgen ervoor dat je woorden of woordgroepen niet steeds hoeft te herhalen.
Slide 3 - Diapositive
Verwijswoorden
Je kunt met verwijswoorden verwijzen naar personen, dingen, plaatsen en tijdstippen. Een verwijswoord kan verwijzen naar een enkel woord, een paar woorden of een hele zin. Kijk dus goed wat de schrijver bedoelt.
Slide 4 - Diapositive
Verwijswoorden
Waar verwijst het verwijswoord naar? Zet een vraagwoord ervoor in de plaats. De zin wordt dan een vraag. Het antwoord op die vraag is waar het verwijswoord naar verwijst. Kijk maar:
De jongen met de drakentattoo liep door een donker steegje. Daar kreeg hij het benauwd.
Waar kreeg hij het benauwd? -> in het donkere steegje. Daar verwijst dus naar ‘het donkere steegje’.
Slide 5 - Diapositive
Signaalwoorden
In een goedgeschreven tekst is er een verband tussen de woorden, zinnen en alinea’s. We noemen dit het tekstverband. Een schrijver maakt vaak gebruik van signaalwoorden om het tekstverband aan te geven.
Tekstverbanden die veel voorkomen zijn het opsommend tekstverband, oorzaak-gevolg, tegenstellend en de tijdsvolgorde.
Slide 6 - Diapositive
Opsommend tekstverband
– noemt twee of meer tekstdelen in volgorde
Signaalwoorden: ook, bovendien, daarnaast, zowel.. als, ten eerste, ten slotte
Willem heeft veel hobby’s. Hij verzamelt treintjes, maar hij spaart ook foto’s van treinen. Hij speelt bovendien gitaar.
Mijn vriendin zei dat ze het geen enge film vond, toch kneep ze steeds heel hard in mijn hand tijdens de film.
Slide 8 - Diapositive
Tijdsvolgorde
Tijdsvolgorde – geeft aan in welke volgorde van tijd gebeurtenissen in de tekst hebben plaatsgevonden. Je zou kunnen zeggen dat je een deel van iemand zijn ‘agenda’ beschrijft.
Voor de toetsweek pakte ik eerst mijn wiskundeboeken, daarna leerde ik voor Nederlands.
Slide 9 - Diapositive
Oorzaak - gevolg
– Er gebeurt iets (oorzaak) en dit heeft een logisch gevolg.
Signaalwoorden: door, doordat, hierdoor, als gevolg van, waardoor, vanwege.
Door de hevige onweersbui zijn bomen omgewaaid. Een aantal kwam op de daken terecht waardoor bewoners schade hebben.
Slide 10 - Diapositive
Geen les
Vraag? Hulp nodig?
E-mail j.bos@dalicollege.nl
Slide 11 - Diapositive
Toetsvoorbereiding
Theorieblokken Blink Lezen 1
Theorie Lezen 2 (via e-mail)
Slide 12 - Diapositive
Vandaag
Maak de vragen bij de de tekst. Markeer twee verwijswoorden in de tekst en markeer ook waar ze naar verwijzen. Markeer een tekstverband in de tekst en schrijf erbij welke het is.
Toetsweek: toets weer op laptop Opgeladen laptop mee!