les 5 9.3 Bijzondere driehoeken

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

9.3 Bijzondere driehoeken

Wat weet je nog over de bijzondere driehoeken?

Theorie B Hoeken berekenen in gelijkbenige driehoek

        Theorie C Hoeken in figuren met gelijkbenige driehoek

Herhaling bijzondere driehoeken

Dit is een gelijkbenige driehoek.

1. goed
2. fout

Is dit een gelijkbenige driehoek?

1. Ja
2. Nee
3. geen idee

Wat is de tophoek?

1. A
2. B
3. C

Wat zijn de basishoeken in
deze driehoek?

1. A en B
2. B en C
3. A en C

Gelijkbenige driehoek

Gelijkbenige rechthoekige driehoek

Rechthoekige driehoek

Gelijkzijdige driehoek

Gelijkbenige driehoek

Driehoek

Een gelijkzijdige driehoek heeft:

1. Gelijke hoeken Ongelijke zijden
2. Gelijke zijden Hoek van 90 graden
3. Gelijke hoeken Gelijke zijden
4. Ongelijke hoeken Gelijke zijden

In een gelijkzijdige driehoek zijn alle hoeken

1. 50 graden
2. 60 graden
3. 70 graden
4. 80 graden

Als twee hoeken in een driehoek gelijk zijn, is het dan een gelijkbenige driehoek?

1. Ja
2. Nee

De tophoek in een gelijkbenige driehoek ligt altijd bovenaan.

1. Waar
2. Niet waar

Welke hoek is de tophoek?

1. A
2. O
3. E
4. Geen van allen

Hoek D =
Hoe groot is hoek E?

60​o​​

1. Dat kun je niet weten
2. 60​o​​
3. 120​o​​
4. 50​o​​

Bij een driehoek geldt het volgende.
Alle hoeken bij elkaar zijn........

1. 60​o​​
2. 90​o​​
3. 180​o​​
4. 360​o​​

Bereken hoek C

1. 40
2. 130
3. 50
4. 90

Als de tophoek 50 graden is.
Hoeveel blijft er dan over
voor de hoeken K en M?

1. 50​o​​
2. 130​o​​
3. 100​o​​
4. 180​o​​

Theorie B Hoeken berekenen in gelijkbenige driehoek

        Theorie C Hoeken in figuren met gelijkbenige driehoek

Hoeken berekenen bij gelijkbenige driehoeken

Hoe groot is ∠Q?

Hoe groot is ∠R?

Hoeken berekenen bij gelijkbenige driehoeken

Hoe groot is ∠Q?

∠Q = ∠P =          (basishoek)

Hoe groot is ∠R?

68​o​​

Hoeken berekenen bij gelijkbenige driehoeken

Hoe groot is ∠Q?

∠Q = ∠P =          (basishoek)

Hoe groot is ∠R?

∠R =                                                 (hoekensom)

68​o​​

180​o​​−68​o​​−68​o​​=44​o​​

Bereken hoek A

1. 75 graden
2. 30 graden
3. 130 graden
4. 50 graden

Bereken hoek R

1. 90 graden
2. 45 graden
3. 180 graden
4. 60 graden

In een gelijkbenige driehoek is de tophoek 20 graden. Hoe groot is de basishoek?

Schrijf ook altijd de berekening op en van welke eigenschap je gebruik maakt

1. 180 - 20 = 160 graden basishoek
2. (180-20) : 2= 80 graden hoekensom
3. 180 - 20 - 20 = 140 graden
4. (180 -20 -20) : 2 = 70 graden

Aantekening

Een schets maken

Van een gelijkbenige driehoek ABC is AB = AC en ∠B = 75 graden. 

Bereken hoek A en hoek C.

Nog even herhalen voordat je aan het huiswerk begint.

Welke regels/kenmerken gebruik je bij het berekenen van hoeken?

Hoeken berekenen: regels

Zelfstandig aan het werk

9.3 Som 35, 37, L6, 42, 43

Herhaling 36 of verrijking 40

Extra uitleg dinsdag 17 juni 1e uur lokaal 003