H1 - Nederlands - p4 - fictie par 2

H1 - Nederlands - Fictie: personages en perspectief
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

H1 - Nederlands - Fictie: personages en perspectief

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Wat weet je nog van....?
  • Leerdoel 2 en 3: personages
  • Personages
  • Leerdoel check
  • Lezen in je leesboek
  • Toets bespreken

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog van ....?
Noem een tekstvorm bij het tekstdoel 'activeren':
Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank valt onder fictie/non-fictie
Fictie kun je onderscheiden in: ....................... fictie en .........................verhalen.
Is het voltooid deelwoord goed of fout gespeld? 'Hij is verandert.' 
De vijf tekstdoelen zijn: ..........................................................................................................................
Het leesboek dat ik nu lees heeft als tekstdoel ...........................................................
Neem over en vul in. 
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog van ....?
Voorbeelden van tekstvormen bij het tekstdoel 'activeren' zijn advertentie, reclame en uitnodiging.
Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank non-fictie. 
Fictie kun je onderscheiden in: realistische fictie en fantasieverhalen.
In de volgende zin is het voltooid deelwoord fout gespeld: 'Hij is verandert', moet zijn ' veranderd'.  
De vijf tekstdoelen zijn: activeren, amuseren, overtuigen, informeren, instrueren.
Het leesboek dat ik nu lees heeft als tekstdoel amuseren.
.

Leerdoel 1, vorige les: Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
2. Ik kan het verschil uitleggen tussen hoofdpersonen en bijfiguren in verhalen.
3. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen inleven en meeleven met een personage.

Pak je schrift erbij en neem de leerdoelen over in je schrift. 

Slide 5 - Diapositive

Personages

We kennen twee soorten personages:
1. hoofdpersonages (ook wel round characters):
- geven je een kijkje in het hoofd --> je weet wat ze denken/voelen.
- maken een ontwikkeling mee in het verhaal.


Slide 6 - Diapositive

Personages

2. bijfiguren (ook wel flat characters):
- leer je alleen oppervlakkig kennen. Je krijgt niet te weten wat hij/zij denkt of voelt. Je kunt wel veel informatie krijgen over hoe de persoon eruitziet en wat voor eigenschappen hij/zij heeft.

Slide 7 - Diapositive

Personages: inleven en meeleven
Naarmate je meer leest/leert over een personage in een verhaal, ga je meer bij dit personage voelen. We maken onderscheid tussen inleven en meeleven.
Inleven: Je kunt je voorstellen hoe het is om dit personage te zijn of wat hij/zij meemaakt. Dat betekent nog niet dat jij positief denkt over het personage.
Meeleven: Je wilt graag dat het goed gaat met het personage. Je hoop bijvoorbeeld dat zijn ouders bij elkaar blijven of dat hij zijn doel bereikt.

Slide 8 - Diapositive

Personages
Begrepen of nog vragen?

Slide 9 - Diapositive

Samen aan de slag!
1. Ga naar je boek op blz. 70.
2. We lezen samen tekst 1.
3. Daarna beantwoord je een vraag op LessonUp.

Slide 10 - Diapositive

Lees tekst 1: Hoe weet je dat Pippa een hoofdpersonage is?

Slide 11 - Question ouverte

Zelfstandig werken
1. Ga terug naar je boek op blz. 69 en lees tekst 2.
2. Maak vragen 2, 3 en 4 van opdracht 2. Herhaal steeds de vraag in je antwoord.
3. Klaar? Klik op het plusje om een recensie over het boek
van Pippa Leeuwenhart te lezen.
Je schrijft de antwoorden in je schrift.
Je werkt in stilte.

timer
8:00
Lees de recensie over 'Pippa Leeuwenhart'
Lees hier een recensie over 'Het leven volgens Pippa Leeuwenhart': https://www.chicklit.nl/boekrecensies/159854/recensie-leven-volgens-pippa-leeuwenhart

Slide 12 - Diapositive

Bespreken
1. Ga terug naar je boek op blz. 69.
2. Maak vragen 2, 3 en 4 van opdracht 2. 
3. Vergelijk je antwoorden met je buur. 


Lees de recensie over 'Pippa Leeuwenhart'
Lees hier een recensie over 'Het leven volgens Pippa Leeuwenhart': https://www.chicklit.nl/boekrecensies/159854/recensie-leven-volgens-pippa-leeuwenhart
timer
2:00

Slide 13 - Diapositive

Bespreken
1. Ga terug naar je boek op blz. 69.
2. Maak vragen 2, 3 en 4 van opdracht 2.
3. Vergelijk je antwoorden met je buur.
4. We bespreken de antwoorden klassikaal.


Lees de recensie over 'Pippa Leeuwenhart'
Lees hier een recensie over 'Het leven volgens Pippa Leeuwenhart': https://www.chicklit.nl/boekrecensies/159854/recensie-leven-volgens-pippa-leeuwenhart

Slide 14 - Diapositive

Check leerdoelen
2. Ik kan het verschil uitleggen tussen hoofdpersonen en bijfiguren in verhalen.

3. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen inleven en meeleven met een personage.

Slide 15 - Diapositive

Leerdoel 2: Leg uit wat het verschil is tussen hoofdpersonen en bijfiguren.

Slide 16 - Question ouverte

Leerdoel 3: Leg uit wat het verschil is tussen meeleven en inleven.

Slide 17 - Question ouverte

Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Lees tekst 2: Waarom zijn de ouders van Pippa bijfiguren?

Slide 19 - Question ouverte

Over tekst 2: Kun jij je beter inleven in Pippa's vader of Pippa's moeder? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Question ouverte

Programma
1. Herkansers?
2. Vorige keer
3. Leerdoel
4. Perspectief
5. Zelfstandig werken
6. Check leerdoel
7. Tijd? Start kort verhaal

Slide 21 - Diapositive

Vorige keer
Personages en inleven/meeleven.

Slide 22 - Diapositive

Leerdoel
4. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal: 
- ik-perspectief;
- hij/zij-perspectief;
- wisselend-perspectief.

Pak je schrift erbij en neem het leerdoel over in je schrift.

Slide 23 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit wat 'perspectief' is. Tip: denk aan tekenen.

Slide 24 - Question ouverte

Perspectief (in verhalen)
Definitie perspectief: standpunt vanuit waar iets wordt waargenomen.

Een verhaal wordt ook vanuit iemands perspectief/standpunt verteld. 

Slide 25 - Diapositive

Perspectieven (in verhalen)
Ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven. Het woordje 'ik' komt dus veel terug in het verhaal.

Hij/zij-perspectief: het verhaal is door iemand anders geschreven. Naar de personages wordt dus verwezen met zij en het. 

Slide 26 - Diapositive

Perspectieven (in verhalen)
Wisselend perspectief: Het verhaal is door meerdere personen beschreven. Per hoofdstuk komt er bijvoorbeeld iemand anders aan het woord. 

Weten wat het perspectief is, is belangrijk, omdat ...?

Slide 27 - Diapositive

Aan de slag!
1. Ga naar je boek op blz. 71
2. Maak opdracht 3.
3. Klaar? Klik op het plusje voor een artikel over het boek 'Wonder' van de Jeugdbibliotheek.

Je schrijft de antwoorden in je schrift.
Je werkt in stilte.

Slide 28 - Diapositive

Denk aan een recent boek dat je hebt gelezen of dat je aan het lezen bent. Welk perspectief wordt in dit boek gebruikt?

Slide 29 - Question ouverte

Bespreken.
1. Ga terug naar je boek op blz. 71
2. Maak opdracht 3.


Slide 30 - Diapositive

Check leerdoel
4. Ik kan uitleggen wat de volgende perspectieven zijn in een verhaal: 
- ik-perspectief;
- hij/zij-perspectief;
- wisselend-perspectief.


Slide 31 - Diapositive

Leerdoel 4: Noem de drie verschillende perspectieven.

Slide 32 - Question ouverte

Volgende les
Smaak!

Slide 33 - Diapositive