Quoi (wat)? Fais exercice 29AB + 30ABC (maak 2 zinnen met venir in tegenwoordige tijd + 2 zinnen in passé composé) + 31 (schrijf een reactie in het Frans)Comment (hoe)? Individuellement ou ensemble en 2 (fluisteren)
Temps (tijd)? Tot het einde van de les
Prêt (klaar)? Leren vocabulaire A+B / werken aan ander vak