Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Zinsontleding
De
persoonsvorm
is altijd een werkwoord. Je zoekt hem op door:
1. De zin in een andere tijd te zetten.
2. Door de zin vragend te maken.
1 / 18
suivant
Slide 1:
Diapositive
Taal
Basisschool
Groep 6
Cette leçon contient
18 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
De
persoonsvorm
is altijd een werkwoord. Je zoekt hem op door:
1. De zin in een andere tijd te zetten.
2. Door de zin vragend te maken.
Slide 1 - Diapositive
Typ de persoonsvorm:
Jelle springt op de trampoline.
Slide 2 - Question ouverte
Het onderwerp doet iets in de zin. Je zoekt het door:
wie/wat + persoonsvorm
Slide 3 - Diapositive
Wat is het onderwerp in deze zin:
Jip zit in de rode auto.
A
rode
B
auto
C
Jip
D
de
Slide 4 - Quiz
Het gezegde zijn alle werkwoorden in de zin.
Slide 5 - Diapositive
Wat is het gezegde?
Mijn zusje heeft haar been gebroken.
A
Mijn zujes
B
heeft gebroken
C
haar been
D
gebroken
Slide 6 - Quiz
Het lijdend voorwerp is wie of wat de handeling ondergaat. Je zoekt het door:
wie/wat + gezegde + onderwerp
Slide 7 - Diapositive
Wat is het lijdend voorwerp?
De koning geeft de ridders de buit
A
De koning
B
de buit
C
de ridders
D
geeft
Slide 8 - Quiz
Ga klaar zitten voor de oefenzinnen.
Slide 9 - Diapositive
Onderwerp:
Wij zitten op de bank.
A
bank
B
zitten
C
op
D
wij
Slide 10 - Quiz
Persoonsvorm:
De slager bereidt het vlees.
A
bereidt
B
het vlees
C
de slager
Slide 11 - Quiz
Onderwerp:
Mijn opa heeft het huis geverfd.
A
opa
B
het huis
C
mijn opa
D
geverfd
Slide 12 - Quiz
Gezegde:
De juf heeft een leuke vakantie gehad.
A
De juf
B
leuke vakantie
C
heeft gehad
D
heeft
Slide 13 - Quiz
Lijdend voorwerp:
De visser gooit zijn dobber in het water.
A
De visser
B
zijn dobber
C
het water
D
gooit
Slide 14 - Quiz
Gezegde:
Wij zijn naar de dierentuin geweest.
A
Wij
B
zijn geweest
C
geweest
D
de dierentuin
Slide 15 - Quiz
Lijdend voorwerp:
Die overtreding kostte de voetballer een rode kaart.
A
een rode kaart
B
kostte
C
Die overtreding
D
de voetballer
Slide 16 - Quiz
Persoonsvorm:
De oude man gaat elke zaterdag naar de kapper.
A
gaat
B
de oude man
C
de kapper
D
elke zaterdag
Slide 17 - Quiz
Lijdend voorwerp:
De muis eet de blokjes kaas van het aanrecht
A
het aanrecht
B
De muis
C
de blokjes kaas
D
eet
Slide 18 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Zinsontleding 2
April 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Taal
Basisschool
Groep 6
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Woordvolgorde
June 2022
- Leçon avec
24 diapositives
English
Tertiary Education
Zinsontleding
November 2022
- Leçon avec
14 diapositives
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Leçon avec
44 diapositives
Taal
Primary Education
Talent 3.7 Grammatica Meewerkend voorwerp
November 2023
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2-4
SMS klas 5; het lijdend voorwerp thema 3.
March 2022
- Leçon avec
49 diapositives
Taalles
Primary Education
Age 10,11
Oefeningen woordsoorten + zinsleer
October 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs