Les 3 A2



Hoe gaat het met je?
 Check in
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon



Hoe gaat het met je?
 Check in

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Les 3
1.  Check in + huiswerk bespreken + herhaling woorden
2. Spreekoefening  Cultuur Nederland
3.  scheidbare werkwoorden
4.  grammatica hij, het, ze  
4. Nieuwe woorden + oefening
5. Klanken - sch klank
6. Spreekwoorden
huiswerk: oefening tijden  + leestekst -> volgende les grammatica tijden presentatie

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak goede zinnen met de woorden.
1. schoonmaken - keuken
2. ophangen- was
3 innemen- de pillen
4. doorgeven- het bericht
5. opsturen - de brief
6. aanhebben - laarzen
7. uitnodigen- de buren

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Klanken

-ng en -nk 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in en zet in verleden tijd
1. Mijn opa krijgt vandaag __________ van zijn kleinkinderen.
2. We gaan dit weekend __________ in de stad. Ik wil nieuwe schoenen kopen.
3. Anna moet volgende maand __________ naar een ander huis.
4. Ik vind het __________ om gezond te eten.
5. In de __________ maak ik eten voor mijn familie.


Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Cultuur
1. Kan je wat vertellen over jouw cultuur?
2. Eten, drinken, leuke bezienswaardigheden.
3. politieke situatie
4. Wat vind je goed aan jouw land en wat minder goed?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spreekoefening

Welke culturele verschillen tussen Nederland en jouw land vind je interessant of opvallend?

Als je een jaar in een ander land mocht wonen, welk land zou je kiezen en waarom?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spreekoefening Cultuur
Lees een zin voor.
Klopt dit voor jouw cultuur? Leg uit waarom (niet).
 1. Mensen vieren vaak feest.
 2. Waar ik vandaan kom, zijn mensen meestal buiten.
 3. Kleine kinderen moeten helpen geld te verdienen.
 4. Geloof speelt een belangrijke rol in het leven.
 5. In mijn cultuur zijn mannen even belangrijk als vrouwen.
 6. Werknemers mogen hun mening geven aan hun baas.
 7. Iedereen mag trouwen met wie hij of zij wil.
 8. Mensen zijn trots op hun land.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ........ een briefje voor mijn docent ..... (ophangen)

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij ....... haar kamer vanavond ......
(opruimen)

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ....... mijn vriend ......
(ophalen)

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij ....... hun huis morgen ......
(schoonmaken)

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kies uit hem-het-ze

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woorden met -ch en -sch
Maar...
hoor je  [s +  g] ?

Dan schrijf je sch
Je hoort [g] 
lachen.

Slide 23 - Diapositive

antwoorden 2.12
oef 84
Bedenk een rijmwoord met -sch erin
edel
raken 
slim
kade
tikken
uw


Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieuwe woorden
Dans – Bewegingen op muziek, vaak als kunst of traditie.
Theater – Een plek waar mensen optreden, bijvoorbeeld met toneel.
Feest – Een speciale dag of moment van vieren.
Traditie – Iets wat mensen altijd op dezelfde manier doen, vaak elk jaar.
Kunst – Creatieve dingen zoals schilderijen, beelden of muziek.
Erfgoed – Belangrijke dingen uit het verleden van een land of volk.
Schilderij – Een kunstwerk gemaakt met verf, vaak op doek.
Beeldhouwwerk – Een kunstwerk dat is gemaakt van steen, hout of ander materiaal.
Ritueel – Een vaste manier van doen, vaak met een speciale betekenis.
Festival – Een groot cultureel feest, vaak met muziek, dans of eten.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

dictee
In het theater spelen kinderen een mooi toneelstuk.
Elk jaar vieren we een oud feest met muziek en dans.
Het schilderij in het museum is meer dan honderd jaar oud.
Tijdens het festival kun je genieten van eten, kunst en optredens.
Het erfgoed van een land vertelt veel over zijn geschiedenis.


Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vul in
  1. Mijn oma leert me een oude _________ die al jaren in onze familie bestaat.
  2. Op het plein staat een groot _________ van een beroemde kunstenaar.
  3. Kinderen deden een mooie _________ op het podium.
  4. In het museum kun je veel moderne _________ bekijken.
  5. We hebben een groot _________ met muziek en taart georganiseerd.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spreekwoorden
De appel valt niet ver van de boom.

Wie A zegt, moet ook B zeggen.

Een kat in de zak kopen.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

leerdoelen
✅ Je kunt spreken over dilemma’s en cultuur en je mening geven.
✅ Je herhaalt en gebruikt scheidbare werkwoorden correct in zinnen.
✅ Je begrijpt en gebruikt de grammatica van ‘hij’, ‘het’ en ‘ze’ op de juiste manier.
✅ Je breidt je woordenschat uit met nieuwe B1-woorden en past ze toe in een oefening.
✅ Je oefent met de uitspraak van de -schr klank.
✅ Je leert en gebruikt Nederlandse spreekwoorden in context.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heb je geleerd?
- Wat vond je van de les?
- Wat wil je volgende week leren?

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions