IB_P2_MYP2Ljaar3 - Cours 7 20250610

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Startklaar

Enlevez votre manteau. 

Mettez votre téléphone portable dans votre sac à dos.

Écouteurs dans vos sacs à dos.

Posez vos sacs à dos par terre.

Posez votre ordinateur portable ouvert sur la table.

Mettez votre matériel scolaire sur la table.

Welkom bij VAK

Unit 3: Do you like traditions?/

Aimes-tu les fêtes et les traditions? 

Learner Profile: ....

Reflective/ Reflectief

ATL: ....

Organisation/ Reflection

Related concepts: ....

Context and Purpose

Key concept: ....

Culture encompasses a range of learned and shared beliefs, values, interests, attitudes, products, ways of knowing and patterns of behaviour created by human communities. The concept of culture is dynamic and organic.

Statement of Inquiry : The purpose of traditions depends on the different philosophies, ways of life, and beliefs within a specific cultural context.

Global context: ....

Personal & cultural expression

Programma

• Voorkennis/ Connaissances préalables 
• Leerdoelen opstellen/ Objectifs d’apprentissage
• Huiswerk/Devoir - correction
• Instructie/ Instructions
• Aan de slag/ Connaissance d'aujourd'hui
• Reflectie en leerdoelen check/ Réflexion et vérification des objectifs d'apprentissage

Overzicht periode 3

Week 1	Week 2	Week 3	Week 4	Week 5
Quelles sont les fêtes que nous célébrons? What are the holidays we celebrate? Les pronoms possessifs Vocabulaire	Comment célèbres-tu ton anniversaire? How do you celebrate your birthday?	Qu'est-ce qu'un jour férié? What is a public holiday? Verbes Aller Vouloir	Qu'est-ce que tu manges lors d'une fête? What do you eat at a party? Verbe Faire Futur proche	Qu'est-ce que tu manges lors d'une fête? What do you eat at a party? Passé Composé (être, avoir, -ER, -IR)

Overzicht periode 3

Week 6	Week 7	Week 8	Week 9	Week 10
PO	Les traditions sont-elles essentielles à la culture? Les fêtes et les festivals. Are traditions essential to culture?Celebrations and festivals. Verbes en -IR Fréquence Vocabulaire aliments Rédiger texte	Comment analyser un texte visuel? How to analyze a visual text? Vouloir et Pouvoir Vocabulaire vêtements Interpréter une affiche	Révision/ Content review	Examen/ Test

Écris une phrase avec un verbe en -IR (dormir, sortir, etc.) pour dire ce que tu vas faire ce week-end, en utilisant le futur proche.

Leerdoelen

• Je sais analyser une affiche.
• Je connais une fête traditionnelle française.
  
• Je sais dire ce que je veux et je peux faire pendant une fête.

• Ik kan een affiche analyseren.
• Ik ken een traditioneel Frans feest.
• Ik kan zeggen wat ik wil en kan doen tijdens een feest.

 
 

Verbe VOULOIR

WILLEN

je	veu x
tu	veu x
il / elle/ on	veu t
nous	voul ons
vous	voul ez
ils / elles	veul ent

Verbe POULOIR

KUNNEN

je	peu x
tu	peu x
il / elle/ on	peu t
nous	pouv ons
vous	pouv ez
ils / elles	peuv ent

00:14

Quelle est la conjugaison de pouvoir au présent au singulier?

1. Je peux, tu peux, il peut
2. Je peu, tu peus, il peux
3. Je peus, tu peus, il peut
4. Je pouvons, tu pouvez, il peuvent.

00:19

Conjuguez le verbe VOULOIR.

00:43

Choisissez les conjugaisons correctes.

1. Je veux, tu veux
2. Je peux, tu peux
3. Je veut, tu veut
4. Je peut, tu peut

00:51

Choisissez les bonnes conjugaisons de pouvoir et vouloir.

1. Je peut, tu peut, il peux
2. Je veux, tu veux, il veut
3. Je veux, tu veut, il veut
4. Je peux, tu peux, il peut

01:01

Premier groupe = verbes en -ER. Choisissez la bonne conjugaison.

1. Je mange, tu manges, il mange
2. Je manges, tu manges, il manget
3. Je mange, tu mange, il manges
4. Je manges, tu mange, il manget

01:08

Verbes du deuxième groupe = Dormir. Choisissez la bonne conjugaison.

1. Je dore, tu dors, il dore
2. Je dor, tu dors, il dort
3. Je dorx, tu dorx, il dort
4. Je dors, tu dors, il dort

Vocabulaire

Les vêtements

Comment est-elle habillée ?

Comment est-il habillé?

L’affiche du Carnaval est la première image qui annonce l’évènement et celle qui reste dans les mémoires : elle dévoile le thème de la nouvelle édition.

Une Affiche

De carnavalsaffiche is het eerste beeld dat het evenement aankondigt en het beeld dat in het geheugen gegrift staat: het onthult het thema van de nieuwe editie.

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Quel type de texte est-ce?

1. une affiche
2. un article
3. une invitation
4. un mail

C'est quand le
Carnaval de Nice?

1. C'est avant le 12 février et après le 2 mars.
2. C'est du 12 février au 2 mars.
3. C'est ou le 12 février ou le 2 mars.
4. C'est le 12 février et le 2 mars.

Pour quel public est cette affiche?

1. Pour des familles
2. Que pour des enfants
3. Que pour des adultes
4. Que pour des adolescents

Qu'est-ce qu'on peut faire pendant le Carnaval?

1. Chanter joyeux anniversaire.
2. Faire des jeux.
3. Voir des défilés, chanter et danser
4. Faire du sport

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction

1.Le Carnaval de Nice dure environ deux semaines, au mois de février.

2. Environ 1 million de personnes viennent à Nice pour voir le Carnaval.

3. Le dernier jour, on brûle le Roi du Carnaval.

4.

5.

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction

Réponse type

4. Avez-vous déjà assisté à un Carnaval ?

→ Oui, j’ai déjà vu un carnaval dans ma ville. C’était très coloré et amusant.

(ou)

→ Non, je n’ai jamais assisté à un carnaval, mais j’aimerais y aller un jour.

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction

Réponse type

5. Y a-t-il un Carnaval dans votre ville ou dans votre pays ?

→ Oui, il y a un Carnaval dans ma ville / mon pays. Il y a de la musique, des costumes et des défilés.

(ou)

→ Non, il n’y a pas de carnaval dans ma ville, mais je connais le Carnaval de Nice ou de Rio de Janeiro.

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Correction

Salut Emma,

J’ai une super idée ! Tu veux venir avec moi au Carnaval de Nice en février 2026 ? C’est une grande fête dans le sud de la France. Il y a des défilés, de la musique et beaucoup de couleurs. On va regarder les chars, danser et prendre plein de photos ! J’aimerais vraiment y aller avec toi, ce serait trop bien ! Tu es partante ?

J'attends ta réponse.

Bisous, Ana

6. Actieve verwerking

De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd en leerlingen worden steeds zelfstandiger. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Reflectie

Je sais analyser une affiche.

Je connais une fête traditionnelle française.

Je sais dire ce que je veux et je peux faire pendant une fête.

Ik kan een affiche analyseren.

Ik ken een traditioneel Frans feest.

Ik kan zeggen wat ik wil en kan doen tijdens een feest.

8. Afsluiting

De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende Unit. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag op basis van het Learner Profile en de ATL-skills. Dit wordt vastgelegd in Toddle. Samen blikken docent en leerlingen vooruit aan de hand van de JdW-planner.