Lezen 3.3 - betogen en argumenten - les 1

Hoofdstuk 3.3 Lezen - Les 1
Je weet:

> wat een betogende tekst is
> wat argumenten zijn
> wat kritisch lezen is
> wat het tekstverband oorzaak-gevolg is
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3.3 Lezen - Les 1
Je weet:

> wat een betogende tekst is
> wat argumenten zijn
> wat kritisch lezen is
> wat het tekstverband oorzaak-gevolg is

Slide 1 - Diapositive

Wat is betogen?
(to plea)

Slide 2 - Carte mentale

Betogen vraagt om een beetje lef !

Slide 3 - Diapositive

Zelf proberen
Stelling

De meivakantie moet drie in plaats van twee weken duren.
Allen noteren: Eens of oneens? Waarom? (1 minuut)

Twee sprekers betogen (1 minuut per betoog)
Noteer de argumenten !

timer
1:00

Slide 4 - Diapositive

Betogende tekst (soms activerend)

Slide 5 - Diapositive

Opbouw van een betoog
De meeste betogen hebben een driedeling!

Inleiding: onderwerp noemen en mening geven
Middenstuk: argumenten uitwerken
Slot: conclusie trekken of samenvatten

Slide 6 - Diapositive

Een betoog (a plea) is:
A
subjectief
B
objectief

Slide 7 - Quiz

Hoe zat het ook alweer
Een betoog:

Wat is daarvan het tekstdoel?
Wat is de tekstsoort?


Slide 8 - Diapositive

Noem een voorbeeld
van een betogende tekst
(tekstvormen)

Slide 9 - Carte mentale

Bij welk tekstdoel hoort een column?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

Inleiding
Middenstuk
Slot
Onderwerp noemen
Samenvatting
Argumenten
Conclusie
Standpunt/mening

Slide 11 - Question de remorquage

Objectief vs subjectief
Verschil tussen feit en een mening​:


Feit = objectief, er zit geen mening in​
Mening = subjectief, er zit wel een mening in




Slide 12 - Diapositive

Argumenten
Je gebruikt in een een betoog
objectieve en subjectieve argumenten.

Pak je lijstje met de argumenten van de twee betogers erbij.

Welke argumenten waren een feit, welke een mening?
Wat vind je sterker? Objectief of subjectief?



Slide 13 - Diapositive

Subjctief/objectief

Zwolle is een culinaire stad, je kent overal lekker eten.
Zwolle is een culinaire stad, er zijn meer dan 30 restaurantjes.

Mening? Feit?

Culinair = veel aandacht voor dineren, lekker eten

Slide 14 - Diapositive

Subjectief en objectief

Slide 15 - Diapositive

Is een filmrecensie (film review) subjectief of objectief?
A
subjectief
B
objectief

Slide 16 - Quiz

Een nieuwsbericht
(news item) is meestal:
A
objectief
B
niet objectief

Slide 17 - Quiz

Een betoog (plea) is dus:
A
subjectief
B
objectief

Slide 18 - Quiz

Ik weet wat hoe je betogende tekst herkent.
Ik weet welke argumenten er zijn.

😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Kritisch lezen
Als je een tekst kritisch leest, stel je jezelf vragen als: is de schrijver deskundig? Is de informatie betrouwbaar?

In een betoog zijn het vooral de argumenten die je kritisch leest. 
Bij een feit als argument: Is dit waar? Is dit onderzocht?
Bij een mening als argument: Vind ik dit ook?

Slide 20 - Diapositive

Betoog
A
Verkennend
B
zoekend
C
studerend
D
kritisch

Slide 21 - Quiz

Tekstverbanden
Oorzaak en gevolg
Voorbeeld: Doordat de trein vertraging had, kwam ik veel te laat op het feest. 
Oorzaak: de trein had vertraging
Gevolg: ik kwam veel te laat op het feest

Slide 22 - Diapositive

Belangrijke signaalwoorden
doordat
zodat
daardoor
waardoor
met als gevolg

Slide 23 - Diapositive

Betogende tekst

Slide 24 - Carte mentale

Wat weet je nog van signaalwoorden?

Slide 25 - Carte mentale

Betoog
A
Verkennend
B
zoekend
C
studerend
D
kritisch

Slide 26 - Quiz

Meningen zijn...
A
objectief
B
subjectief

Slide 27 - Quiz

Bedenk een argument voor de stelling: roken in het openbaar moet verboden worden.

Slide 28 - Question ouverte