boekje & futur proche - omgekeerde les

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

les opnemen!

toets bespreken (eerst bespreken, dan pas 'cijfers')

boekje

tekstbegrip

toets bespreken, texte 1

• Noem twee dingen die Raphaël in Knokke doet.
  
  
• Raphaël praat in zijn blog over zijn familie, een huisdier en zijn vriend.    --> VRAI / FAUX?
  
  
• In welke stad woont Arthur?

toets bespreken, texte 2

• Waarom wil Stéphanie een tv op haar kamer?
  
  
• Noem twee dingen die Florian vertelt over zijn relatie met Yaro.
  
  
• Nolan en Florian sporten met hun broer.  --> VRAI / FAUX?

toets bespreken

• Texte 3:
  Wat vindt Younes minder leuk aan het wonen in het centrum van Parijs? Waarom? Leg uit.
  
  
• Texte 4:
  - Wanneer nodigt Manon je uit?
  - Wie gaan er nog meer mee naar de bioscoop?

In de sneeuw

kleding

kleur van piste:

vert

bleu

rouge

noir

Ch 2 - Comme chien & chat

Wat weet je inmiddels over Zoé? (karakter, uiterlijk)

Ch 2 - Comme chien & chat

une montre en or =

la montagne =  

Ch 2 - Comme chien & chat

page 8:

1. Wat kom je in de eerste alinea te weten over Rémi?
2. Wat vraagt Rémi aan Zoé?
3. Op welke plekken gebruik je een gouden horloge?
4. Waar droomt Zoé van?

page 9:

  5. Wat is de relatie tussen Zoé en Rémi?

Ch 2 - Comme chien & chat

page 10:

une blague = een grap

1. Hoe laat gaan de pistes dicht?
2. Wat gaan Zoé en Karine 's middags doen?
3. Waarom gaan ze dat doen?

OPDRACHT

Schrijf een kort verhaal in de futur proche.

OPDRACHT

Schrijf een kort verhaal in de futur proche.

1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
3. Schrijf minimaal 5 zinnen.

OPDRACHT

Schrijf een kort verhaal in de futur proche.

1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
3. Schrijf minimaal 5 zinnen.

Hulp? Zie video op Classroom

OPDRACHT

Schrijf een kort verhaal in de futur proche.

1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
3. Schrijf minimaal 5 zinnen.

Hulp? Zie video op Classroom

Meer hulp? boek page 74/75

Wat heb je ontdekt?

• Waarvoor gebruik je de futur proche?
  
  
• Hoe maak je de futur proche?
  
  
• Wat heb je daarvoor nodig?