BSR 22/5 1bka Spelling 7.8 pvtt

Lees de theorie op blz. 224 of blz. 232.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.8.
7.8 De persoonsvorm
 in de tegenwoordige tijd
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
Spel de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.

1.  Erick ... (fietsen) naar de voetbalwedstrijd.
2. Wanneer ... (beginnnen) de zomervakantie?
3. ... (Worden) jij dit jaar zesentwintig jaar?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lees de theorie op blz. 224 of blz. 232.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.8.
7.8 De persoonsvorm
 in de tegenwoordige tijd
Startvraag:
1BK
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
Spel de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.

1.  Erick ... (fietsen) naar de voetbalwedstrijd.
2. Wanneer ... (beginnnen) de zomervakantie?
3. ... (Worden) jij dit jaar zesentwintig jaar?

Slide 1 - Diapositive

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les:
  • Waar gaan we de komende tijd aan werken?
  • Starten met Cursus 7: Spelling.
  • Hoe spel je de persoonsvorm in tegenwoordige tijd?
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor opdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Diapositive



7.8 Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd
blz. 252-253.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat voor woordsoort is een persoonsvorm altijd?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
voorzetsel

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hij ... (bedienen) zijn gasten.
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 9 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zij ... (zwaaien) naar haar buurjongen.
A
zij zwaait
B
zij zwaaid

Slide 10 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hij ... (vinden) dat vast geen probleem.
A
hij vindt
B
hij vind

Slide 11 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Jij ... (onthouden) dat toch niet!
A
jij onthoud
B
jij onthoudt

Slide 12 - Quiz

Wat klopt hier niet?

Slide 13 - Diapositive

Wat klopt hier niet?

Slide 14 - Diapositive

Uitlegfilmpje!

Slide 15 - Diapositive

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.8 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt).
Basis: Opdracht 1 t/m 4 op blz. 224-225.
Kader: Opdracht 1 t/m 6 op blz. 232-233. 
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in stilte.
Hulp
De 4 B's.
Tijd
Timer.
Klaar?
Begin alvast aan paragraaf 7.9 of oefen verder op cambiumned.nl. 
timer
7:00

Slide 16 - Diapositive

Scheidbare werkwoorden hebben twee verschillende ik-vormen.
Deze werkwoorden kun je namelijk loskoppelen. 

Wil je dat ik dit opschrijf?
Ik schrijf dit op

Hij kan heel snel afwassen.
Ik heb echt geen zin om af te wassen.
Let op!

Slide 17 - Diapositive

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
Lesdoelen

Slide 18 - Diapositive

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 19 - Sondage

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De vliegtuigen ....... op tijd.
A
land
B
lande
C
landen
D
landden

Slide 20 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren)beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 21 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik (bereiden) het eten voor.
A
bereid
B
bereidt

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Vidéo