6.4 Ecologie Biologisch Evenwicht

6.4 Biologisch evenwicht
maar eerst nog even 6.3 - koolstofkringloop

Zet die hersenen maar aan. Wat weet jij nog?
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.4 Biologisch evenwicht
maar eerst nog even 6.3 - koolstofkringloop

Zet die hersenen maar aan. Wat weet jij nog?

Slide 1 - Diapositive

Wat ademen mensen en dieren uit?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide (CO₂)
C
Stikstof
D
Water

Slide 2 - Quiz

Waaruit halen planten koolstof om glucose te maken?
A
Uit de bodem
B
Uit koolstofdioxide in de lucht
C
Uit water
D
Uit zonlicht

Slide 3 - Quiz

Hoe maken planten glucose?
A
Door te eten
B
Door verbranding
C
Door fotosynthese
D
Door fermentatie

Slide 4 - Quiz

Wat gebruiken planten en dieren als brandstof?
A
Zuurstof
B
Water
C
Energie uit de zon
D
Energierijke stoffen

Slide 5 - Quiz

Wat gebeurt er bij verbranding van energierijke stoffen?
A
Er ontstaat glucose
B
Er ontstaat zuurstof
C
Er komt koolstofdioxide vrij
D
Er ontstaat energie

Slide 6 - Quiz

Welke organismen breken dode resten van planten en dieren af?
A
Planten
B
Bacteriën en schimmels
C
Dieren
D
Mensen

Slide 7 - Quiz

Wat gebeurt er met de koolstof in dode planten en dieren?

A
Die blijft daar voor altijd zitten
B
Die wordt omgezet in energie voor de zon
C
Die komt weer in de lucht als koolstofdioxide
D
Die verandert in water

Slide 8 - Quiz

Waarin zetten planten glucose om?
A
In zuurstof
B
In energie
C
In andere organische stoffen
D
In stikstof

Slide 9 - Quiz

Hoe komt koolstofdioxide terug in de lucht?
A
Door fotosynthese
B
Door ademhalen en verbranding
C
Door regen
D
Door opname in bomen

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt:
  1. De invloeden op organismen indelen op biotische en abiotische factoren.
  2. De niveaus van de ecologie beschrijven. 
  3. Aangeven hoe de biotische en abiotische factoren invloed hebben of de grootte van een populatie.

Slide 12 - Diapositive

Invloed uit de leefomgeving

Alle organismen worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving)


Het voedsel en de ziekteverwekkers en de vijanden zijn biotische factoren


Temperatuur, regenval en wind zijn abiotische factoren

Slide 13 - Diapositive

Invloed uit de leefomgeving

Slide 14 - Diapositive

Niveaus van de ecologie 

  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Ecosysteem  

Slide 15 - Diapositive

Van individu tot ecosysteem

Individu = enkel organisme

Slide 16 - Diapositive

Populatie
Populatie:
Groep organismen van één soort die leven in een bepaald gebied en zich onderling voortplanten.




Slide 17 - Diapositive

Levensgemeenschap
Alle populaties (groepen organismen) in 1 gebied samen.

Slide 18 - Diapositive

Ecosysteem 
 Alle abiotische factoren en populaties in een bepaald gebied vormen samen een ecosysteem.
Bv. Duingebied of bos

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Populatie grootte, biologisch evenwicht

Slide 21 - Diapositive

1e jaar • normale weersgesteldheid: evenwicht

Slide 22 - Diapositive

2e jaar • Weinig gras door lage temperaturen en droogte • Konijnen sterven door voedselgebrek.• Vossen krijgen weinig jongen en trekken weg.

Slide 23 - Diapositive


3e jaar • Veel gras door warm en vochtig weer • Konijnen en vossen krijgen veel jongen.• Vossen van elders trekken het ecosysteem binnen.


Slide 24 - Diapositive

4e jaar • Normale weersgesteldheid: evenwicht

Slide 25 - Diapositive

Optimumkromme       (beste omstandigheden)

Slide 26 - Diapositive

Wat is een biotische factor?
A
Temperatuur
B
Neerslag
C
Voedsel
D
Wind

Slide 27 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een abiotische factor?
A
Roofdieren
B
Ziekteverwekkers
C
Soortgenoten
D
Temperatuur

Slide 28 - Quiz

Wat hoort bij een populatie?
A
Eén enkel organisme
B
Alle planten in een land
C
Een groep dieren van dezelfde soort in een gebied
D
Alle abiotische factoren samen

Slide 29 - Quiz

Wat gebeurt er bij biologisch evenwicht?

A
De populatie wordt kleiner door roofdieren
B
De populatiegrootte schommelt om een vaste waarde
C
De populatie sterft uit
D
De populatie groeit steeds

Slide 30 - Quiz

Wanneer zijn de groei- en voortplantingskansen van een soort het grootst?
A
Bij optimale omstandigheden
B
Bij veel roofdieren
C
Bij slechte omstandigheden
D
Als het regent

Slide 31 - Quiz

Biotisch
Abiotisch
Planten
Regen
Virus
Wind
Levend
Niet levend
Schimmels
Temperatuur
Lucht
Zon
Bacterie
Dieren

Slide 32 - Question de remorquage

Hoe beheers je de lesstof?
0100

Slide 33 - Sondage