Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
aiToolsTab
Beta
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Herhaling: het belang van micro-organismen
1 / 47
suivant
Slide 1:
Diapositive
Biologie
Secundair onderwijs
Cette leçon contient
47 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
bacillen
kokken
spirillen
Slide 2 - Question de remorquage
Tot welk domein behoren blauwwieren?
A
Eukaryota
B
Bacteria
C
Archaea
D
Protozoa
Slide 3 - Quiz
Wat is een kenmerk van blauwwieren?
A
Ze hebben een kernmembraan.
B
Ze behoren tot de Eukaryota.
C
Ze zijn blauwgroen van kleur.
D
Ze leven alleen in zout water.
Slide 4 - Quiz
Waarom behoren Protozoa tot de Eukaryota?
A
Ze leven in zoet water.
B
Ze kunnen fotosynthese uitvoeren.
C
Ze veroorzaken ziektes.
D
Ze hebben een kernmembraan.
Slide 5 - Quiz
Tot welke groep behoort het pantoffeldiertje?
Slide 6 - Question ouverte
Tot welk domein behoort het pantoffeldiertje?
Slide 7 - Question ouverte
Waar leeft het pantoffeldiertje voornamelijk?
A
In zout water.
B
In zoet water bv. sloot.
C
In de bodem van woestijnen.
D
In de lucht.
Slide 8 - Quiz
Hoe beweegt het pantoffeldiertje zich voort?
A
Het pantoffeldiertje beweegt zich verder met trilharen.
B
Het pantoffeldiertje beweegt zich verder met een zweepstaart.
C
Het pantoffeldiertje beweegt zich verder met schijnvoetjes.
D
Het pantoffeldiertje beweegt niet.
Slide 9 - Quiz
Via welk onderdeel neemt het pantoffeldiertje voedsel op?
Slide 10 - Question ouverte
Hoe verwijdert het pantoffeldiertje afvalstoffen?
Slide 11 - Question ouverte
Waarom heeft het pantoffeldiertje een kloppende vacuole nodig?
A
Om energie op te slaan.
B
Om zich voort te planten.
C
Om te voorkomen dat het ontploft door overtollig water.
D
Om bacteriën te doden.
Slide 12 - Quiz
het erfelijk materiaal
de flagel
het celmembraan
het kapsel
Slide 13 - Question de remorquage
Hoe heet het organel waarmee bacteriën zich kunnen voortbewegen
A
de slijmlaag
B
de flagel
C
het erfelijk materiaal
D
het cytoplasma
Slide 14 - Quiz
Wat hebben bacteriën niet?
A
een kernmembraan
B
een celmembraan
C
een celwand
D
het cytoplasma
Slide 15 - Quiz
Wat gebeurt er eerst tijdens de voortplanting van een bacterie?
A
De cel splitst in tweeën.
B
De bacterie stopt met groeien.
C
De bacterie maakt nieuwe sporen aan.
D
Het erfelijk materiaal wordt gekopieerd.
Slide 16 - Quiz
Hoe planten bacteriën zich voort?
A
door celdeling
B
door knopvorming
C
door paring
D
door sporevorming
Slide 17 - Quiz
Hoe noemt men de tijd die nodig is om het aantal bacteriën te verdubbelen?
Slide 18 - Question ouverte
de lag-fase
de stationaire fase
de logfase
de afstervingsfase
Slide 19 - Question de remorquage
De grafiek toont de snelheid van de groei van een bacteriecultuur bij verschillende temperaturen. Bij welke temperatuur is de lagfase het kortst?
A
5°C
B
10°C
C
15°C
Slide 20 - Quiz
Hoe noemt men de periode, waarin het aantal levende cellen per ml constant blijft?
Slide 21 - Question ouverte
Hoe heet de periode, waarin het aantal levende cellen per ml afneemt?
Slide 22 - Question ouverte
Waarom vormen sommige bacteriën endosporen?
A
Om sneller te kunnen delen.
B
Om te overleven bij voedselgebrek of ongunstige omstandigheden.
C
Om andere bacteriën aan te vallen.
D
Om voedingsstoffen op te slaan.
Slide 23 - Quiz
Hoe noemt men de buitenkant van een endospore?
Slide 24 - Question ouverte
Wat gebeurt er in een bacterie tijdens het vormen van een endospore?
A
De bacterie wordt groter.
B
De bacterie neemt extra water op.
C
De bacterie stopt met functioneren.
D
Het DNA en noodzakelijke stoffen worden beschermd door een sporemantel.
Slide 25 - Quiz
Welke van de volgende omstandigheden kan een endospore overleven?
A
hoge temperaturen, droogte en straling
B
alleen hoge temperaturen
C
alleen droogte
D
alleen straling
Slide 26 - Quiz
Bij welke temperatuur sterven ook de endosporen?
Slide 27 - Question ouverte
Noem een gevaarlijke ziekteverwekker die endosporen vormt.
Slide 28 - Question ouverte
DNA
de
sporemantel
de sporen
de endospore
de miltvuurbacteriën
spore DNA
Slide 29 - Question de remorquage
Waarom zou conjugatie een voordeel kunnen zijn voor pantoffeldiertjes in moeilijke omstandigheden?
Slide 30 - Question ouverte
Pantoffeldiertjes planten zich alleen voort door conjugatie.
A
juist
B
fout
Slide 31 - Quiz
Tot welk rijk behoren gistcellen?
Slide 32 - Question ouverte
1
2
3
4
Kerndeling vindt plaats.
Nieuwe kern verhuist naar de knop.
De knop groeit aan de cel.
De knop snoert zich af en vormt een nieuwe gistcel.
Slide 33 - Question de remorquage
Waarom vindt knopvorming alleen plaats onder ideale omstandigheden met voldoende suiker?
Slide 34 - Question ouverte
Welke ontstekingen zijn het gevolg van een infectie?
A
keelontsteking door een verkoudheidsvirus
B
achillespeesontsteking door overbelasting
C
longontsteking door een bacterie
D
spierontsteking door intensieve training
Slide 35 - Quiz
Welke van de volgende is geen fysieke barrière?
A
de huid
B
de slijmvliezen
C
het maagzuur
D
de hoornlaag
Slide 36 - Quiz
de huid
speeksel en traanvocht
trilhaartjes
maagzuur
Bevat enzymen die bacteriën afbreken.
Verplaatsen slijm met ziekteverwekkers naar de maag.
Ondoordringbare laag tegen ziekteverwekkers.
Doodt bacteriën uit voedsel.
Slide 37 - Question de remorquage
voeding
ogen
geslachtsorganen
ademhaling
injectiespuiten
huidwonden
urinewegen
bloedtransfusie of orgaandonatie
Slide 38 - Question de remorquage
Wat is een voedselinfectie?
A
Ziekte door gifstoffen in voedsel.
B
Besmetting via seksueel contact.
C
Besmet voedsel met ziekteverwekkers die de darmwand infecteren.
D
Overdracht van ziekte via een insectenbeet
Slide 39 - Quiz
Wat is een kenmerk van aerosolen?
A
Ze vallen snel op de grond.
B
Ze blijven lang zweven en kunnen ingeademd worden.
C
Ze kunnen alleen oppervlakken besmetten.
D
Ze zijn zichtbaar met het blote oog.
Slide 40 - Quiz
chlamydia
HIV
malaria
tetanus
hondsdolheid
Virus dat het immuunsysteem aantast.
Verspreid door muggenbeten
Seksueel overdraagbare bacteriële infectie.
Overgedragen via een hondenbeet.
Besmetting via huidwonden door
Clostridium tetani
.
Slide 41 - Question de remorquage
Hoe kan de lengte van de incubatietijd invloed hebben op de verspreiding van een ziekte?
Slide 42 - Question ouverte
Waar of niet waar: Een pandemie is een ziekte die zich beperkt tot één land.
A
waar
B
niet waar
Slide 43 - Quiz
Welke vitamine maken darmbacteriën aan?
Slide 44 - Question ouverte
Welke rol spelen micro-organismen in de ecologie?
A
Ze veroorzaken voornamelijk ziektes in ecosystemen.
B
Ze vormen essentiële schakels in voedselketens en helpen bij compostering.
C
Ze verbruiken alleen zuurstof en dragen niets bij aan het klimaat.
D
Ze maken deel uit van de top van de voedselketen en jagen op andere organismen.
Slide 45 - Quiz
Door welke micro-organismen wordt yoghurt en kaas gemaakt?
Slide 46 - Question ouverte
Dankzij welk micro-organisme rijst brood?
Slide 47 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
Biotechniek les 1
January 2021
- Leçon avec
32 diapositives
Techniek
Hoger onderwijs
Virussen en bacteriën
April 2022
- Leçon avec
12 diapositives
Natuurwetenschappen
Secundair onderwijs
Handhygiëne
September 2022
- Leçon avec
23 diapositives
GW
Secundair onderwijs
Quiz T2 H2
August 2024
- Leçon avec
42 diapositives
Biologie
Secundair onderwijs
infectiepreventie
September 2022
- Leçon avec
13 diapositives
PV verzorging
Secundair onderwijs
evolutie theorie
March 2025
- Leçon avec
23 diapositives
Biologie
Secundair onderwijs
M4 T4 L3 Antibiotica een snelle trip naar gezondheid?
May 2024
- Leçon avec
31 diapositives
Stewina
Secundair onderwijs
Materiekringlopen in ecosystemen
April 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Biologie
Secundair onderwijs