,

Cursus 7 §12 voltooid deelwoord

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1. Herhaling vorige les
2. Lesdoelen
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 3 - Diapositive


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
stinken
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 4 - Quiz


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
vluchten
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 5 - Quiz


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
vragen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 6 - Quiz


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Laura (dragen) haar nieuwe kleding.

Slide 7 - Question ouverte


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Femke (wijzen) naar het raam.

Slide 8 - Question ouverte


Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd.
Linda (schuiven) haar stoel naar achteren.

Slide 9 - Question ouverte

  • Je leert het voltooid deelwoord spellen.
Lesdoelen

Slide 10 - Diapositive

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij werkwoord-spelling

Slide 11 - Diapositive

Het voltooid deelwoord 

Slide 12 - Diapositive

Kenmerken voltooid deelwoord
  • Een voltooid deelwoord begint bijna vaak met
      ge–, be-, ver-, ont-.
  •  Een voltooid deelwoord eindigt op –en, –t of –d.
  •  Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.
        De meest voorkomende hulpwerkwoorden zijn : zijn,
        hebben  en worden.
  •  het VD staat meestal achteraan in de zin.

Slide 13 - Diapositive

Hoe herken je een voltooid deelwoord?
1 Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-



Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge, maar kan ook beginnen met be, ver, ont, of her aan het begin van een werkwoord. Deze voltooide deelwoorden krijgen dan geen extra ge meer!

Slide 14 - Diapositive

ge
be
ver
ont
her
gewerkt
bedankt
verrast
ontdekt
herdacht
gefietst
begroet
verdiept
ontwaakt
herplaatst
gehuild
betaald
verteld
ontvoerd
hersteld
gefluisterd
beschermd
verhuisd
ontwikkeld
herkauwd
ge, be, ver, ont of her

Slide 15 - Diapositive

Een VOLTOOID DEELWOORD  
heeft een hulpwerkwoord bij zich (hebben, zijn, worden).
Eindigt altijd op t, d of n.

t of d? Langer maken en luisteren.

Een voltooid deelwoord eindigt meestal op en bij de sterke werkwoorden.
Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een t of d bij de zwakke werkwoorden.

Slide 16 - Diapositive

VD als bijvoeglijk naamwoord
  • Een voltooid deelwoord kan ook gebruikt worden als een bijvoeglijk naamwoord. Je  schrijft het dan meestal zo kort en zo eenvoudig mogelijk!

De trui is gebreid - de gebreide trui.
Het werkstuk is geprint - het geprinte werkstuk.
De toets is gemaakt - de gemaakte toets.

Slide 17 - Diapositive

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt

zoeken - de sleutel is gezocht (vd) - de gezochte sleutel (bijv. nw)
zeven - die bloem is gezeefd (vd) - de gezeefde bloem (bijv. nw)
smelten - het ijsje is gesmolten (vd) - het gesmolten ijsje (bijv. nw)
verbreden - de weg is verbreed (vd) - de verbrede weg (bijv.nw)



Slide 18 - Diapositive

Noteer de werkwoorden:
1. Wat ben je veranderd!
2. Je hebt het zelf uitgekozen.
3. Je wordt gehersenspoeld.
4. Wie heeft dit bedacht?
5. Zij had een koekje gepakt.
6. Hij is jarig geweest.
7. Ik word naar school gebracht.
timer
2:00

Slide 19 - Diapositive

VD van sterke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van vrijwel alle sterke werkwoorden eindigt op -en of -n:
                 Ik heb heerlijk geslapen.
                 Wij hebben gisteren pasta gegeten.
                 Hij heeft het niet gedaan!
Bij het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden schrijf je wat je hoort. Hij heeft zijn band geplakt.

Slide 20 - Diapositive

Dus:
Sterke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -(e)n:
smelten - smolten: Het ijs is gesmolten.

Zwakke werkwoord
voltooid deelwoord eindigt op -t of -d :
maken - maakten: Zij hebben wat moois gemaakt.

Slide 21 - Diapositive

Je kunt niet altijd horen of een voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt. Weet je niet of een voltooid deelwoord op een –t of –d eindigt? Gebruik dan:
  • De verlengproef (langer maken).
  • Of ’t ex kofschip.

Slide 22 - Diapositive

't ex kofschip. 

voltooid deelwoord -d of -t?
Zwakke 
werkwoorden
1. Schrijf het hele werkwoord op. 
2. Haal -en van het hele werkwoord af.
3. Kijk of de laatste letter van het woord
in 't ex kofschip zit.
4. Ja? Schrijf het werkwoord met een -t.
Nee? Schrijf het werkwoord met een -d.

Slide 23 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
Voltooid deelwoord
Deze trui verkleurt nu al.
Sam verstuikt zijn enkel.
Micky verkleedt zich.
In de film gebeurt wel.
Jij belooft altijd van alles.



Deze trui is verkleurd.
Sam heeft zijn enkel verstuikt.
Micky heeft zich verkleed.
In de film is veel gebeurd.
Jij hebt alles beloofd.



Slide 24 - Diapositive

Noteer de voltooid deelwoorden:
1. Wat ben je ..... (veranderen)!
2. Je hebt het zelf ..... (uitkiezen).
3. Je wordt ..... (hersenspoelen) zonder dat je het doorhebt.
4. Wie heeft dit ..... (bedenken)?
5. Zij had een koekje ..... (gepakt) zonder het te vragen.
6. Hij is jarig ..... (zijn).
7. Ik word naar school ..... (brengen), omdat het hagelt.
timer
2:00

Slide 25 - Diapositive

Uitlegfilmpje!

Slide 26 - Diapositive

  • Wat: Cursus 7 paragraaf 12 opdracht 2 t/m 5 blz. 246/247 maken. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries 
  • Tijd: timer
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees verder in je leesboek . 
timer
15:00

Slide 27 - Diapositive

Ik ben gisteren ... (verhuizen).
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 28 - Quiz

De gevangene is na een week eindelijk ... (ontsnappen)
A
ontsnapt
B
ontsnapd

Slide 29 - Quiz

Tijdens de wedstrijd heeft Joy zich ... (blesseren).
A
geblesseerd
B
geblesseert
C
geblesseerdt

Slide 30 - Quiz

Welk werkwoord is verkeerd gespeld?

Als je mij vermoord, zul je nooit weten wie je heeft verraden.
A
vermoord
B
verraden

Slide 31 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Het aanbod van emoji wordt ... (bepalen) door een aantal grote techbedrijven.

Slide 32 - Question ouverte