V2 leesvaardigheid 19 verwijswoorden
1 / 17
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Wat is het verwijswoord in onderstaande zin?
In Groningen woont mijn lievelingsneef, die gitaar speelt.
In Groningen woont mijn lievelingsneef, die gitaar speelt.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het verwijswoord in onderstaande zin?
Zij heeft twee zussen en een broertje, dat goed kan jongleren.
Zij heeft twee zussen en een broertje, dat goed kan jongleren.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is het verwijswoord in onderstaande zin?
Nils liep naar zijn fiets en reed weg.
Nils liep naar zijn fiets en reed weg.
Slide 8 - Question ouverte
Wat is het verwijswoord in onderstaande zin?
Joost en Janneke gaven elkaar de hele middag verliefde knipoogjes.
Joost en Janneke gaven elkaar de hele middag verliefde knipoogjes.
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het verwijswoord in onderstaande zin?
Roos danst op een niveau waarvan ik alleen maar kan dromen.
Roos danst op een niveau waarvan ik alleen maar kan dromen.
Slide 10 - Question ouverte
Noteer het verwijswoord/
de verwijswoorden uit
het tekstje.
de verwijswoorden uit
het tekstje.
Slide 11 - Question ouverte
Noteer het verwijswoord/
de verwijswoorden uit
het tekstje.
de verwijswoorden uit
het tekstje.
Slide 12 - Question ouverte
Noteer het verwijswoord/
de verwijswoorden uit
het tekstje.
de verwijswoorden uit
het tekstje.
Slide 13 - Question ouverte
Noteer het verwijswoord/
de verwijswoorden uit
het tekstje.
de verwijswoorden uit
het tekstje.
Slide 14 - Question ouverte
Slide 15 - Diapositive
Verzin een zin met een verwijswoord en noteer welke woordsoort het verwijswoord heeft.
Bijvoorbeeld: Zij is verliefd op die jongen. die = aanw. vnw
Lesdoelcheck!
